H4 - spelling

H4 - spelling
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

H4 - spelling

Slide 1 - Slide

Je moet de persoonsvorm vinden in de zin. Welke regel gebruik je?
A
Zin vragend maken. Pv komt vooraan te staan.
B
Zin in andere tijd zetten. Pv verandert dan.
C
Kan beide

Slide 2 - Quiz

Mijn vader (verbranden) gister zijn hand aan de hete pan.
A
verbranden
B
verbrandden
C
verbrande
D
verbrandde

Slide 3 - Quiz

Schrijf het woord goed op.

Het (verbranden) huis is onbewoonbaar verklaard.

Slide 4 - Open question

Morgen (gebeuren) het!
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 5 - Quiz

Ik (worden) vandaag gebeld door mijn mentor.

Slide 6 - Open question

De agent (bekeuren) de man die door rood (rijden).

tegenwoordige tijd.

Slide 7 - Open question

Hilde en Henrieke (wachten) gisteravond een uur op de trein.

Slide 8 - Open question

(Worden) jij ook zo gek van dat lawaai?
A
Word
B
Wordt

Slide 9 - Quiz

Bij een voltooid deelwoord gebruik je de:
A
Stam+t-regel
B
Kofschip-regel

Slide 10 - Quiz

De stam is het (.......) -'en'.
A
hele werkwoord / infinitief
B
persoonvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 11 - Quiz

Leg ui: waarom schrijf je in de verleden tijd 'wachtte' met twee t's?

Slide 12 - Open question