Je moet de begrippen kennen + wat ze met elkaar te maken hebben
Je moet bedenken wat die begrippen met jouw te maken hebben
Slide 7 - Slide
Oefening bij paragraaf 2.4
Bekijk de dikgedrukte woorden op blz 28 en 29 van leesboek
Maak op papier duidelijk wat deze begrippen met elkaar te maken hebben. Dat kan in de vorm van een korte samenvatting, maar mag ook in de vorm van een woordweb