This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 1
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Video
Hoe laat is het? Bijna vijf voor half 3.
A
14:34:57
B
15:24:57
C
14:24:57
D
15:34:57
Slide 4 - Quiz
Wat is de digitale tijd van? kwart voor 10 's avonds
A
20:10 uur
B
09:15 uur
C
09:45 uur
D
21:45 uur
Slide 5 - Quiz
Schrijf in digitale tijd hoe laat het is op deze klok.
Slide 6 - Open question
Schrijf in digitale tijd hoe laat het is op deze klok.
Slide 7 - Open question
Hoe laat is het? Sleep naar juiste klok.
vijf uur
elf uur
twee uur
dertien uur
zes uur
half 1
acht uur
negen uur
Slide 8 - Drag question
Wat is goed?
A
Het is ochtend
B
Het is nacht
C
Het is middag
D
Het is avond
Slide 9 - Quiz
Wat is goed?
A
Het is ochtend
B
Het is nacht
C
Het is middag
D
Het is avond
Slide 10 - Quiz
Hoe laat is het?
A
Het is half zes.
B
Het is half zeventien.
C
Het is half vijf.
D
Het is 17 uur en 30 minuten.
Slide 11 - Quiz
Hoe laat is het?
A
Het is half twaalf.
B
Het is half twee.
C
Het is half een.
D
Het is 30 minuten na 12.
Slide 12 - Quiz
Hoe laat is het?
A
Het is twaalf uur.
B
Het is geen uur.
C
Het is vier nullen uur
D
Het is nul uur.
Slide 13 - Quiz
Hoe laat is het op de klok?
A
Half 12
B
Kwart over 11
C
Half 11
D
Kwart voor 12
Slide 14 - Quiz
Hoe laat is het op de klok?
A
Kwart over 7
B
Kwart over 6
C
Kwart voor 7
D
Kwart voor 6
Slide 15 - Quiz
Hoe laat is het op de klok?
A
Half 9
B
Kwart over 9
C
Kwart voor 9
D
Kwart over 10
Slide 16 - Quiz
Hoe laat is het op de klok?
A
Kwart voor 12
B
Kwart over 12
C
Kwart over 1
D
Kwart voor 1
Slide 17 - Quiz
Hoe laat is het op de klok?
Slide 18 - Open question
09:00
12:30
22:30
17:30
17:00
Sleep de klokken naar de juiste tijd.
Slide 19 - Drag question
Hoe laat is het? Sleep naar juiste klok.
half 2
kwart voor 11
kwart over 12
kwart over 9
kwart voor 10
half 1
kwart voor 12
kwart voor 9
Slide 20 - Drag question
1 dagen = ...................... uur
A
24
B
10
C
240
D
2,4
Slide 21 - Quiz
10 dagen = ...................... uur
A
24
B
10
C
240
D
2,4
Slide 22 - Quiz
1 week= ......... uur
A
7 uur
B
168 uur
C
210 uur
D
240 uur
Slide 23 - Quiz
1 minuut = ......... seconden
A
15 seconden
B
30 seconden
C
60 seconden
D
90 seconden
Slide 24 - Quiz
2,5 minuut = ........... seconden
A
125
B
150
C
100
D
250
Slide 25 - Quiz
1,5 uur = ............ minuten
A
150
B
60
C
65
D
90
Slide 26 - Quiz
180 seconden = ............ minuten
A
18
B
3
C
1,8
D
5
Slide 27 - Quiz
48 maanden = ............ jaren
A
4
B
5
C
6
D
3
Slide 28 - Quiz
Hoeveel seconden zitten er in 20 minuten?
A
120
B
2000
C
1200
D
2400
Slide 29 - Quiz
Mijn nichtje is 104 weken oud, hoeveel jaar is zij?
Slide 30 - Open question
Hoeveel maanden oud ben jij?
Slide 31 - Mind map
Hoeveel tijdsverschil zit er tussen de twee stopwatches?
A
2 minuten
B
2 seconden
C
2 tienden
D
2 honderdsten
Slide 32 - Quiz
Vorige week gaf mijn stopwatch 24:12,89 aan na een rondje hardlopen. Vandaag heb ik hetzelfde rondje gerend, maar was ik 4 seconden en 6 tienden sneller. Welke tijd stond er nu op de stopwatch?
Slide 33 - Open question
Mijn vriendin woont 4 kilometer bij mij vandaan. Ik wandel met 5 kilometer per uur naar haar toe. Hoe lang doe ik er over?
A
45 minuten
B
12 minuten
C
36 minuten
D
48 minuten
Slide 34 - Quiz
60minuten : 5kilometer = 12 minuten per kilometer
12 minuten x 4 kilometer = 48 minuten over 4 kilometer
Slide 35 - Slide
Ik fiets naar mijn moeder, dit is 1 uur en 15 minuten fietsen. Ik fiets 20 kilometer per uur. Hoe ver is het fietsen?