hv2 les 16 (3 november)

Bienvenue HV2R 
  • Kom rustig binnen in het lokaal​
  • Doe je telefoon in de telefoontas​
  • Ga daarna meteen zitten​
  • Pak je boeken en schoolspullen erbij​
  • Geen jassen/capuchons, eten & drinken, petten & mutsen​
  • Tijdens de uitleg is het stil, daarna werken volgens de instructie van de docent
1 / 10
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bienvenue HV2R 
  • Kom rustig binnen in het lokaal​
  • Doe je telefoon in de telefoontas​
  • Ga daarna meteen zitten​
  • Pak je boeken en schoolspullen erbij​
  • Geen jassen/capuchons, eten & drinken, petten & mutsen​
  • Tijdens de uitleg is het stil, daarna werken volgens de instructie van de docent

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Herhaling: quel temps fait-il? (5 minutes)
  • Herhaling: werkwoorden op -er (5 minutes)
  • Le passé composé (20 minutes) 
  • Oefenen: passé composé (10 minutes)

Aan het eind van de les heb je kennis gemaakt met de passé composé.

Slide 2 - Slide

Quel temps fait-il?
Op welke manier kan je deze vraag in het Frans beantwoorden?

Slide 3 - Slide

Werkwoorden -er (5 minutes)
Welke werkwoorden kennen jullie nog?

Welke stappen moet je toepassen om de werkwoorden te vervoegen?


Slide 4 - Slide

Le passé composé (20 minutes)
De voltooid verledentijd. 

Wie kent een voorbeeld in het Nederlands? 

Slide 5 - Slide

Le passé composé
Voor de passé composé heb je het werkwoord AVOIR nodig.

J'ai parlé
Tu as mangé
Il a nagé
Vous avez écouté
Ils ont aimé

Slide 6 - Slide

Le passé composé
Daarna maak je een voltooid deelwoord

1. infinitief = parler
2. haal -er weg: parl
3. voeg +é toe: parlé

Voorbeeld: il a parlé 

Slide 7 - Slide

Le passé composé 
Let op:
Het voltooiddeelwoord van être = été
J'ai été

Het voltooid deelwoord van avoir = eu 
J'ai eu 

Slide 8 - Slide

Even oefenen! 
  • il ..................... (écouter)
  • Elle ................ (être)
  • Nous .............. ( voyager)
  • Tu ................... (aimer)
  • Vous ............... (avoir)
  • Elles ................ (regarder) 

Slide 9 - Slide

Le passé composé
Quiz: Kahoot

Slide 10 - Slide