test 4: relative clauses

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

Welcome everyone!

Test 4: relative clauses

Today

Aan het einde van de les weet je hoe woorden worden toegevoegd aan een woordenboek

Aan het einde van de les weet je waar test 4 over gaat

Aan het einde van de les weet je wanneer je who/whom, whose, that, which gebruikt

- Dagopening (kijkopdracht)

- uitleg test 4

- grammatica oefening

- extra uitleg

- opdrachten

Video

For English (and other languages) you sometimes need to use a dictionary

Let's watch this video about how words change and are added to the dictionary. The question that will be asked afterwards:

How can dictionaries be political?

Dictionaries can be political. What did you catch in the video about that?

Today

Aan het einde van de les weet je hoe woorden worden toegevoegd aan een woordenboek

Aan het einde van de les weet je waar test 4 over gaat

Aan het einde van de les weet je wanneer je who/whom, whose, that, which gebruikt

Test 4 (last grammar test!)

theme words chapter 6

all grammar chapter 6

irregular verbs list

That's it!

Mind you, the grammar is difficult as you need to study the tenses again

Today

Aan het einde van de les weet je hoe woorden worden toegevoegd aan een woordenboek

Aan het einde van de les weet je waar test 4 over gaat

Aan het einde van de les weet je wanneer je who/whom, whose, that, which gebruikt

Relative clauses

extra informatie staat altijd in een extra stukje zin. 

Dit is een bijzin. 

I want the dress which the girl over there is wearing.

Mandy loves Jason, who is her boyfriend, very much. 

Relative Clauses

Hey! That's the girl _________ stole my sandwich!

Do you know _________ phone keeps going off?

The PO, ________ was due yesterday, was really easy.

She's the person to _________ you need to write. 

who

whose

which

whom

Choice

VWO opdracht 28, 29

Ik doe de lessonup zelf en doe daarna opdracht 27, 28 (pagina 122)

ik doe mee met de klassikale uitleg en doe daarna opdracht 28

Uitleg relative clauses

Wat is de bijzin in deze zin:

Carmen likes Lotte, who is still working.

1. Carmen likes Lotte
2. who is still working

Noteer de bijzin uit de volgende zin:

My friend, who is nineteen, loves driving her car.

Relative clauses

Wanneer je extra informatie over iemand of iets wilt geven, kun je een betrekkelijk voornaamwoord gebruiken. 

I want the dress which the girl over there is wearing.

Mandy loves Jason, who is her boyfriend, very much. 

Relative clauses

Who/whom: gebruiken bij personen. 
whom gebruik je na een voorzetsel (with whom)

Which: gebruiken bij dingen.

That: gebruiken bij personen, dieren en dingen. 

Whose: gebruik bij bezit van mensen en dingen

.

Welk betrekkelijk voornaamwoord hoort bij de volgende groepen:

Personen

Dingen

Personen, dieren en dingen

which

that

who

whose

Which word do you need?

This is Mary, ...
is taking over my job when I leave.

1. who
2. which
3. that
4. whose

Which word do you need?

We had spaghetti, .... is my favourite meal, for dinner last night.

1. that
2. who
3. which
4. whose

Which word do you need?

This is my uncle, with .... I had dinner last night.

1. whom
2. who
3. which
4. whose

Which word do you need?

This is my brother, .... shoes are always lying around.

1. whom
2. who
3. which
4. whose

Relative clauses

Er zijn twee soorten bij zinnen:

Met onmisbare / belangrijke  informatie, zonder die info klopt                                                         de zin niet.

                   She is the girl who won a million euros 

Met onbelangrijke informatie, zonder die info klopt de zin wel. 

                   She has a million euros which she won.

Bij onmisbare / belangrijke informatie kun je het woord which/who ook veranderen in that of weglaten.

Let op! Dan staat er nooit een komma in de zin!

I want the dress which the girl is wearing.

I want the dress that the girl is wearing. 

I want the dress the girl is wearing. 

Which word do you need?

The bag ....... I love is now on sale!

1. who
2. that
3. which

Which word do you need?

I want to read the book........you gave me.

1. which, that , who
2. which, that,
3. who, whose, whom
4. who, that

Combine using a relative clause:

People live in Scotland. They are called Scots.

Relative Clauses:
The village in .........I lived had really changed

1. that
2. which
3. whom
4. who

Relative Clauses:
The village in .........I lived had really changed

1. that
2. which
3. whom
4. who

Relative clauses:
Sarah's dog.... is still young, always likes to play with a ball

1. who
2. which
3. whom
4. whose

Relative clauses:
Xander's best friend,... is older than he is, is working as a teacher

1. who
2. that
3. whom
4. which

Which clauses have commas?

1. defining relative clauses
2. non-defining relative clauses

Can we omit (weglaten) the relative pronouns in sentences with relative clauses sometimes?

1. yes, we can
2. no, we can't

For relative clauses:
What comes after things or animals?

1. who
2. which
3. that
4. whose

Relative clauses:
The man ... car was stolen was on the news

1. which
2. whose
3. that
4. who

Combine using a relative clause.

The bag was stolen. I bought it yesterday.

Combine using a relative clause:
My neighbour is an inventor. He is very good-looking.

Let's get to work!

havo: exercise 27,28 workbook page 122, 123

vwo: exercise 28,29 page 124, 125

who

that

which

whom

whose

Today

Aan het einde van de les weet je hoe woorden worden toegevoegd aan een woordenboek

Aan het einde van de les weet je waar test 4 over gaat

Aan het einde van de les weet je wanneer je who/whom, whose, that, which gebruikt

I understand relative clauses and I can use it in a sentence

😒🙁😐🙂😃