Thema 4 Evolutie in populaties

4.4 Evolutie in populaties
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4.4 Evolutie in populaties

Slide 1 - Slide


'Soort'  vs.  'Populatie' 
gene flow

Allelfrequentie - wet v. Hardy-Weinberg  (Binas  93D3)

4.4 Evolutie in populaties

Slide 2 - Slide

Definities
  • Populatie = Alle individuen van een soort die in een bepaald gebied leven en onderling voortplanten

  • Genenpool is alle verschillende genen/allelen  die voorkomen in een populatie 

  • Gene flow = (incidentele) uitwisseling van genen/allelen tussen populaties 


Slide 3 - Slide

Veranderende allelfrequenties
  • Natuurlijke en seksuele selectie
  • Mutaties
  • Micro-evolutie: verandering van allelfrequenties in een populatie
  • Macro-evolutie: ontstaan van nieuwe soorten
  • Co-evolutie: evoluerende soort beïnvloedt de evolutie van een andere soort

Slide 4 - Slide

Constante Allelfrequenties
  • geen selectiedruk,
  • allelen worden op een willekeurige manier doorgegeven
  • Hoe vaker een allel voorkomt in een populatie, hoe groter de kans is dat dit allel wordt doorgegeven
Veranderende Allelfrequenties
  • mutatie die voordelig is
  • wel selectiedruk
  • Seksuele selectie;  bepaalde eigenschappen beïnvloeden de voortplantingskans.

Slide 5 - Slide

Stel dat....
- Populaties volledig gescheiden zijn 
- Ze groot genoeg zijn 
- Er geen evolutie optreedt
(allelen hebben dus geen specifiek voordeel) 

Dan blijkt dat de allelfrequenties
in populaties constant blijven 

(voorbeeld bij mensen oogkleur of bloedgroep)

Slide 6 - Slide

Wet van Hardy-Weinberg (equilibrium)
  • Allelfrequentie = getal tussen 0 en 1 dat aangeeft hoe vaak bijv. het dominante allel p (Grijs) voorkomt
  • Als  p = 0,6  wat is dan  q? 
  • q = 0,4.     

  • Hoeveel (%) witte katten zijn er dan?

Slide 7 - Slide

p (dominante allel) + q (recessieve allel) = 1 (alle allelen)

Slide 8 - Slide

Sleep de juiste gele onderdelendelen naar allefrequentie of genotype frequentie:
Allelfrequentie
Genotypefrequentie

Slide 9 - Drag question

Berekenen van de allelfrequentie
p + q = 1
p = frequentie van dominant allel (bijv. B)
q = frequentie van recessief allel (bijv. b)

Als de frequentie van allel B is gegeven en 0,2 (of 20%) is dan is de frequentie van b dus:
1 - 0,2 = 0,8
Dus is p = 0,2 en q = 0,8

Slide 10 - Slide

Maisplanten
In een maispopulatie vinden we lange maisplanten en dwergmaisplanten. Dwergmais is homozygoot recessief voor de stengellengte en heeft het genotype dd. De frequentie van het recessieve allel d is 0,3. De populatie is in (Hardy Weinberg) evenwicht met betrekking tot dit gen.

Bereken allelfrequentie 'p'

Slide 11 - Slide

Wat is de allefrequentie
van p?

Slide 12 - Open question

Als je p of q hebt kun je alles berekenen!!!
allelfrequentie
genotype
frequentie

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Wet van Hardy-Weinberg
Andersom: 
Stel dat 40% van de katten een zwarte vacht
heeft, wat is dan de frequentie van allel b

  • Regel -> gebruik recessieve fenotype, 
    want dat is gelijk aan q2 genotype.
  • wat is de allelfrequentie van 'q'? 
timer
1:00

Slide 15 - Slide

Dus 40% heeft het dominante fenotype. 60% het recessieve fenotype (q2). Wat is q (op 2 decimalen)?

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Zelf oefenen
Opdr 58, 59, 60 
Klaar? Verder met taakwerk.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

In een populatie muizen: lang haar (h) is recessief en kort haar (H) is dominant. De totale populatie muizen is 100, waarvan er 91 muizen met kort haar zijn. Hoeveel van de muizen hebben lang haar?
A
9
B
91
C
9%
D
91%

Slide 21 - Quiz

In een populatie muizen: lang haar (h) is recessief en kort haar (H) is dominant. De totale populatie muizen is 100, waarvan er 91 muizen met kort haar zijn. In de formule is q2 de frequentie van het recessieve genotype. Bereken q2.
A
91/100 = 0.91
B
9/100 = 0,09

Slide 22 - Quiz

In een populatie muizen: lang haar (h) is recessief en kort haar (H) is dominant. De totale populatie muizen is 100, waarvan er 91 muizen met kort haar zijn.
q2 is dus 0,09. Bereken nu q.
A
0,1
B
0,7
C
0,3
D
0,6

Slide 23 - Quiz

q is dus 0,3. Hoeveel van de (100) muizen zijn homozygoot voor het kortharige allel (H)
A
p = 0,7 dus 70% van 100 is 70 muizen
B
homozygoot is p2 dus 0,7 x 0,7 = 0,49 is dus 49 muizen

Slide 24 - Quiz

Hoeveel van de muizen zijn heterozygoot voor de haar allelen?
A
42
B
41
C
49
D
70

Slide 25 - Quiz

Heterozygoot = 2pq
p = 0,7
q = 0,3
2pq =
2 x 0,7 x 0,3 = 0,42

0,42 x 100 = 42 muizen

Slide 26 - Slide

Aan de slag
- Uitlegfilmpje kijken
- Lezen pagina 51 -56
Opdrachten maken 79, 80, 82, 83

Volgende les: Meer oefenen

Slide 27 - Slide