This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Aujourd'hui,
c'est le...
Slide 1 - Slide
Les vacances (page 52)
Je moet in het Frans kunnen vragen/vertellen:
Of je een leuke vakantie hebt gehad.
Wanneer: welk (seizoen) je op vakantie bent geweest Tu as été quand? - J'ai été en automne / en été (woorden F)
Waar: welk land je hebt bezocht
Met wie: familie, vrienden, etc.?
Hoe het weer was.
Wat: welke activiteiten heb je gedaan?
Hoe: met welk voertuig?
Slide 2 - Slide
La météo
Lundi
Mardi
Mercredi
Slide 3 - Drag question
Prends
des notes!
Slide 4 - Slide
La météo
Slide 5 - Slide
Il a fait... beau?
Slide 6 - Slide
Het is mooi weer
Het waait
Het sneeuwt
Het onweert
Het is bewolkt
Het regent
Het vriest
Het is slecht weer
le ciel est couvert - de lucht is bedekt
Slide 7 - Slide
Les vacances (page 52)
Je moet in het Frans kunnen vragen/vertellen:
Of je een leuke vakantie hebt gehad.
Wanneer: welk (seizoen) je op vakantie bent geweest Tu as été quand? - J'ai été en automne / en été (woorden F)
Waar: welk land je hebt bezocht
Met wie: familie, vrienden, etc.?
Hoe het weer was.
Wat: welke activiteiten heb je gedaan?
Hoe: met welk voertuig?
Slide 8 - Slide
La conversation
Dire bonjour
Parler de ses vacances
Dire au revoir
timer
5:00
Slide 9 - Slide
La météo: sleep het juiste weer naar het juiste plaatje.
Il fait mauvais
Il fait chaud
Il fait froid
Il fait 22 degrés
il fait beau
Slide 10 - Drag question
La météo: sleep het juiste weer naar het juiste plaatje.
Il neige
Il y a du soleil
Il pleut
Il fait -5 degrés
Il y a du vent
Slide 11 - Drag question
Slide 12 - Video
Slide 13 - Slide
La météo
Op de volgende dia vind je een kaart van Nederland.
Je bereidt een kort weerbericht voor in het Frans. Je presenteert jouw weerbericht aan een klasgenoot.
Benoem de dag, het weertype (zonnig, regen, etc) en hoeveel graden het wordt.
Slide 14 - Slide
Aujourd'hui, c'est le ...
Objectif: Aan het einde van de les heb je de woorden die te maken hebben met vakantie en weer herhaald en kun je een kort gesprek voeren over de vakantie.
Qu'est-ce que nous allons faire aujourd'hui?
- Le vocabulaire A & B - Chapitre 1: Un, deux, splash! - C (phrases-clés et parler)
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Mots/phrases A & B
timer
3:00
Slide 19 - Slide
La compétition
Slide 20 - Slide
pendant
A
het weer
B
ontdekken
C
tijdens
D
bijna
Slide 21 - Quiz
la liberté
A
het weer
B
de berg
C
het eiland
D
de vrijheid
Slide 22 - Quiz
le/la jeune
A
de jongere
B
de zee
C
het vliegtuig
D
geweldig
Slide 23 - Quiz
De leraren leggen uit
Slide 24 - Open question
Het is warm
Slide 25 - Open question
Je mag je boek gebruiken: De eerste vakantiedag
timer
3:00
Slide 26 - Open question
Je mag je boek gebruiken: Ik ben in Parijs geweest met mijn ouders