1l woensdag 30 maart

Gutenmorgen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Gutenmorgen

Slide 1 - Slide

Was werden wir heute machen?
  1. Herhalen grammatica
  2. opdracht zelfstandig (5 min.)
  3. Uitleg nieuwe grammatica
  4. opdrachten 26 t/m 30
  5. klaar? Slim stampen

Slide 2 - Slide

Ziel
Ziel für diese Stunde:
  1. Je kunt de hoofdregels van het geslacht voor het zelfstandige naamwoord gebruiken.
  2. Je kunt de hoofdregels van het meervoud voor zelfstandige naamwoorden gebruiken.

Slide 3 - Slide

DE LIDWOORDEN
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der
die
das
die

Slide 4 - Slide

Der = mannelijk
  • Mannelijke persoons- en diernamen (der Junge; der Stier)
  • De namen van de dagen; de maanden; de jaargetijden; de windrichtingen
  • De meeste stammen van werkwoorden (der Begin; der Sitz)

Slide 5 - Slide

Die = Vrouwelijk
  • Vrouwelijke persoons- en diernamen(die Oma; die Kuh; die Katze)
  • de meeste zaaknamen(dingen die eindigen op -e (die Adresse; die Toilette)
  • Woorden die eindigen op heit - keit - schaft - ung - ur - ei - ik - ion - tät (die Möglichkeit; die Freundschaft.
  • De getallen: die Eins, die Zwei enz.

Slide 6 - Slide

Das = Onzijdig
  • Veel onzijdige woorden in het Nederlands (het woorden) das Pferd; das Lied; das Spiel
  • Woorden die eindigen op; chen en lein ( das Mädchen; das Märchen)

Slide 7 - Slide

Meervoud = Plural
eine Blume
drei Blumen

Slide 8 - Slide

Het lidwoord van het meervoud is altijd:
DIE

Slide 9 - Slide

Stappenplan:
1: is het mannelijk – Der (Lehrer, Man, Vater)
2: Is het vrouwelijk – Die (Lehrerin, Frau, Königin)
3: is het in het Nederlands een het-woord – Das (Brötchen-het broodje)
4: eindigt het op een “e” – Die (Terasse, Schule, Klasse)
5: Meervoud – Die (Kinder, Schüler, Häuser)

Slide 10 - Slide

Regels voor het maken van het meervoud!


zie boek op bladzijde 81!

Slide 11 - Slide

De regels
1 Mannelijk (der)
Umlaut + e 
der Ball - die Bälle
2 vrouwelijk (die)
+(e)n
die Straße - die Straßen, die Prüfung - die Prüfungen
3 Onzijdig (das)
+e
das Heft - die Hefte
4 Mannelijke en onzijdige woorden die eindigen op -el, -en, -er blijven in het meervoud meestal onveranderd.
-
der Onkel - die Onkel
das Mädchen - die Mädchen
der Lehrer - die Lehrer
5 Veel woorden die eindigen op -a, -i, -o, -y
+s
das Handy - die Handys
die Oma - die Omas

Slide 12 - Slide

Opmerkingen
Het lidwoord van het meervoud is altijd die. 

Een Umlaut (") kan alleen op een ä, ü of ö. Onthoud het ezelsbruggetje: ÄÜTÖ.
Bij au komt de Umlaut op de äu: das Haus, die Häuser


Slide 13 - Slide

Opmerkingen
Bij vrouwelijke en onzijdige woorden treedt net als in het Nederlands een verdubbeling van de n of s op:
de vriendin - de vriendinnen - die Freundin, die Freundinnen
de gebeurtenis, de gebeurtenissen - das Ereignis, die Ereignisse

Als een vrouwelijk woord eindigt op -e, -el, -er, krijgt het meervoud alleen een -n.
die Cousine, die Cousinen
die Schwester, die Schwestern 

Slide 14 - Slide

Opdracht 1
Vorm het meervoud.

Slide 15 - Slide

Maak het meervoud van: das Heft

Slide 16 - Open question

Maak het meervoud van: der Lehrer

Slide 17 - Open question

Maak het meervoud van: die Lehrerin

Slide 18 - Open question

Maak het meervoud van: der Sohn

Slide 19 - Open question

Maak het meervoud van: der Test

Slide 20 - Open question

Maak het meervoud van: die Klassenarbeit

Slide 21 - Open question

Maak het meervoud van: die Pause

Slide 22 - Open question

Maak het meervoud van: der Onkel

Slide 23 - Open question

Maak het meervoud van: die Klassenarbeit

Slide 24 - Open question

An die Arbeit
Ga nu zelfstandig aan het werk:
  • opdr. 26 t/m 30
klaar?
ga verder met
  • SLIM STAMPEN

Slide 25 - Slide

Lernziel erreicht?
 Ziel: hoofdregels geslacht
-
Ziel: hoofdregels meervoud

Slide 26 - Slide

Bis Freitag!

Slide 27 - Slide