Examentraining kader 4: schrijfvaardigheid

1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Het schrijfexamen
• Zakelijke Brief ( sollicitatiebrief, klachtenbrief of brief met een verzoek)
• Artikel  (met argumenten en redenen die je uit een tekst haalt)   • Zakelijke e-mail 

Slide 2 - Slide

De zakelijke brief

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Het artikel

Slide 5 - Slide

opbouw van een brief/artikel 
Pakkende titel 

Inleiding: hier introduceer je het onderwerp en schrijf je waarom je dit stuk schrijft (aanleiding)

Middenstuk: schrijf over elk deelonderwerp één alinea. Gebruik signaalwoorden.

Slot: hier geef je een conclusie of korte samenvatting. 

Slide 6 - Slide

Besteed in jouw artikel aandacht aan de volgende onderwerpen:
  • de aanleiding voor je tekst: opening nieuw schoolgebouw en nieuw
    aanbod kantine; Witregel
  • de werkgroep;
  •  de reden voor een gezond aanbod in de kantine; witregel
  •  het belang van gezond eten;
  •  twee elementen die de basis vormen voor een gezond gewicht en
  • lichaam; (witregel)
  •  twee voorbeelden van ongezond eten;
  •  twee voorbeelden van gezond eten; witregel
  •  het percentage jongeren dat lijdt aan overgewicht;
  •  verwijzing naar website voor meer informatie. 

Maak er een samenhangend geheel van en zet er een passende titel
boven. Zet je naam onder het artikel en vermeld je school en klas. 

Slide 7 - Slide

Voorbeeld: een artikel voor de schoolkrant

Schrijf een artikel voor de schoolkrant. Gebruik daarvoor de gegevens uit
de tekst op de vorige bladzijde en eventueel de tekst Eten en snoep bekennen kleur. Je mag ook zelf gegevens inbrengen. Besteed in jouw artikel aandacht aan de volgende onderwerpen: 
 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Een schrijfplan:
Een soort eerste opzet voordat je aan je echte brief of artikel begint.

Je bedenkt je heel goed voor wie je de tekst schrijft en wat de bedoeling is van je tekst. Dit zet je alvast onder elkaar. Ook is het belangrijk alvast een lijstje te maken van al je vragen.

Slide 12 - Slide

Waarom is een schrijfplan zo belangrijk?
A
Het geeft overzicht
B
Je vergeet zo niets
C
Je kunt alvast spelfouten checken
D
Je denkt alvast erg goed na over waarom je gaat schrijven.

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Wat moet er in deze mail nog worden ingevuld en waarom is dat belangrijk?

Slide 15 - Open question

Welke zaken zijn van belang als je een artikel schrijft, waar moet je aan denken?

Slide 16 - Open question

Artikel:
Goede titel.
Inleiding, kern en slot.
Duidelijke alinea-indeling.
Beginnen met aanleiding en eindigen met slot.
Bronvermelding aangeven (als je die hebt gebruikt).
Aflsuiten met naam en klas.

Slide 17 - Slide

Wat moet wél in een zakelijke brief en hoeft niet in een zakelijke e-mail?

Slide 18 - Open question

Noem minstens 3 verschillen tussen een zakelijke en een persoonlijke brief.

Slide 19 - Open question

Indeling artikel
Inleiding- aanleiding artikel--------------> 1 alinea
Kern - deelonderwerp 1-------------------> 2 of 3 alinea's
            - deelonderwerp 2
             - deelonderwerp 3
Slot- samenvatting, conclusie of advies--> 1 alinea

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Indeling zakelijke brief
Met klacht of verzoek

Slide 22 - Slide

Indeling artikel
Inleiding- aanleiding artikel--------------> 1 alinea
Kern - deelonderwerp 1-------------------> 2 of 3 alinea's
            - deelonderwerp 2
             - deelonderwerp 3
Slot- samenvatting, conclusie of advies--> 1 alinea

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video



Spelling
Omdat je in de examens ook beoordeeld wordt op spelling, gaan we daar nu mee aan de slag.

We beginnen met werkwoordspelling.
Eerst weer wat quizvragen!

Slide 25 - Slide

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 26 - Quiz

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 27 - Quiz

Aan het begin van het jaar (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 28 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?
Hij (landen) op Schiphol.
A
land
B
landt

Slide 29 - Quiz

Wanneer en waarvoor gebruik je
'
'T ex kofschip/ ' t sexy fokschaap ?

Er zijn meer antwoorden goed
A
Bij de spelling van de persoonsvorm in de verleden tijd en bij het voltooid deelwoord
B
Als je bij de persoonsvorm in de verleden tijd niet hoort of de laatste letters -te of -de zijn
C
Als je het onderwerp zoekt
D
Om de persoonsvorm te vinden

Slide 30 - Quiz

Maken:
www.examensite.nl

oefenen.facet.nl

Slide 31 - Slide