Economie H1

Economie H1
Begrippen, score je lager dan 24 goede antwoorden dan schrijf je de begrippenlijst 2x over.
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Economie H1
Begrippen, score je lager dan 24 goede antwoorden dan schrijf je de begrippenlijst 2x over.

Slide 1 - Slide

Mensen hebben behoeften. Wat zijn behoeften?
A
Goederen
B
Diensten
C
Geld
D
Alles wat je nodig hebt of graag wilt

Slide 2 - Quiz

Primaire behoeften zijn ...
A
Noodzakelijke behoeften
B
Luxe behoeften
C
Secundaire behoeften
D
Quartaire behoeften

Slide 3 - Quiz

Secundaire behoeften zijn
(antwoorden zijn goed):
A
Playstation4
B
Brood
C
Trui
D
iPhone

Slide 4 - Quiz

Wat is een primaire behoefte?
A
kleding
B
laptop
C
nieuwe iphone

Slide 5 - Quiz

Wat is commerciële beïnvloeding?
A
Je wordt beïnvloed door de docenten.
B
Reclame via een poster is commerciële beïnvloeding.
C
Je wordt beïnvloed door vrienden en familie.
D
Je kunt zelf dan moeilijk keuzes maken.

Slide 6 - Quiz

Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?
1 Een consument is iemand die goederen en diensten verkoopt.
2 Commerciële beïnvloeding gebeurt door bedrijven.

A
beide beweringen zijn juist
B
beide beweringen zijn onjuist
C
alleen bewering 1 is juist
D
alleen bewering 2 is juist

Slide 7 - Quiz

Reclame is een voorbeeld van commerciële beïnvloeding.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Ideële reclame is reclame met als doel geld te verdienen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Wat is zelfvoorziening?
Zelfvoorziening is goederen en diensten
A
laten maken door bedrijven
B
laten maken door de overheid
C
die je voor je zelf maakt
D
laten maken door iemand anders

Slide 10 - Quiz

De reclame hiernaast is een....reclame
A
commerciële
B
ideële

Slide 11 - Quiz

Heb je hier te maken met sociale of commerciële beïnvloeding?

Op TV zie je een reclame van een paar nieuwe NIKE sneakers
A
Sociale beïnvloeding
B
Commerciële beïnvloeding

Slide 12 - Quiz

Wat is consumeren?
A
Zelf een taart bakken.
B
Je behoefte vervullen door iets te kopen.
C
Een verzekering afsluiten.
D
Een sprookje vertellen.

Slide 13 - Quiz

Het EKO keurmerk staat voor
A
Duurzaam, biologisch & dierenwelzijn
B
Kwaliteit, veilig, lekker
C
producten die onder eerlijke voorwaarden zijn geproduceerd
D
zo goedkoop mogelijke producten

Slide 14 - Quiz

Wat is een voorbeeld van duurzaam consumeren?
A
Je koopt iedere dag vlees.
B
Je fietst naar je werk.
C
Je gaat iedere dag met de auto naar het werk.
D
Je bestelt pakketjes die met het vliegtuig naar Nederland komen.

Slide 15 - Quiz

tot welke doelgroep behoor jij?
A
bejaarden
B
toeristen
C
pubers
D
automobilisten

Slide 16 - Quiz

Wat zijn deze afbeeldingen?
A
Keurmerk
B
Vergelijkingssite
C
Consumenten-organisaties
D
Huismerken

Slide 17 - Quiz

Wat voor soort reclame is dit?
A
Sluikreclame
B
Commerciële reclame
C
Ideële reclame

Slide 18 - Quiz

Wat voor soort reclame is dit?
A
Sluikreclame
B
Commerciële reclame
C
Ideële reclame

Slide 19 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van duurzaam consumeren
A
huis energiezuiniger maken
B
producten kopen met een keurmerk
C
spullen lenen en delen
D
Vaak met het vliegtuig op vakantie

Slide 20 - Quiz

4.4

Je wil een nieuwe auto kopen en wil graag meer informatie over de auto lezen. Welke consumentenorganisatie benader je?
A
Consumentenbond
B
Stichting ROVER
C
ANWB
D
Vereniging Eigen Huis

Slide 21 - Quiz

Door technologische ontwikkelingen neemt de productie af
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Wat is een doelgroep?
A
Groep mensen met ongeveer dezelfde interesses.
B
Groep mensen die op elkaar lijken qua uiterlijk
C
Groep mensen die hetzelfde doel voor ogen hebben
D
een groep voetbalkeepers

Slide 23 - Quiz

Het assortiment speelt een belangrijke rol in de marketingstrategie van Action.
Tot welk onderdeel van de marketing behoort het assortiment?
A
plaatsbeleid
B
prijsbeleid
C
productbeleid
D
promotiebeleid

Slide 24 - Quiz

Wat is een technologische ontwikkeling?
A
Nieuwe kennis van de techniek en nieuwe uitvindingen
B
Hulpmiddelen die gebruikt worden om te produceren.
C
Kapitaalgoederen kopen waarmee je kunt produceren
D
Alle bedrijven die vooruitgang nastreven.

Slide 25 - Quiz

Om welke P van marketing gaat het? Er zijn veel concurrenten in een stadswinkelcentrum.
A
Prijs
B
Product
C
Plaats
D
Promotie

Slide 26 - Quiz

Welk van onderstaande activiteiten is geen taak van een consumentenorganisatie?
A
Advies geven aan de consument over zijn rechten en plichten
B
Waarschuwen tegen misleidende reclame
C
Invloed uit oefenen op consumenten om bepaalde producten te kopen

Slide 27 - Quiz

Welke organisatie is geen consumentenorganisatie?
A
ANWB
B
Vereniging Eigen Huis
C
IKEA
D
Goede Waar & Co

Slide 28 - Quiz