0verzicht 19e eeuw

Doelstellingen:
Aan het eind van deze lessen heb je een beeld van de ontwikkeling in de 19e eeuw van: 
1.  het conservatisme
2. het liberalisme
3. het socialisme
Bovendien weet je het belang de democratische revoluties in de 19e eeuw te verwoorden.

1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

This lesson contains 22 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Doelstellingen:
Aan het eind van deze lessen heb je een beeld van de ontwikkeling in de 19e eeuw van: 
1.  het conservatisme
2. het liberalisme
3. het socialisme
Bovendien weet je het belang de democratische revoluties in de 19e eeuw te verwoorden.

Slide 1 - Slide

Een korte terugblik:
Franse Revolutie (1789):
* Idealen: vrijheid/gelijkheid/broederschap
* Geïnspireerd op Verlichtingsidealen: individuele vrijheid   (politiek en economisch) gekoppeld aan het natuurrecht van de gelijkheid van een ieder (zie Locke: 'Tabula rasa')
* Ontspoorde in extreem geweld en uiteindelijk de alleenheerschappij van Napoléon.  

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Ancien Régime
Na Franse Revolutie herstel pré-revolutionaire monarchale bestuur (Restauratie)
Congres van Wenen (1815) bevestiging status monarchen.
Echter: 
- in Nederland constitutionele monarchie (koning Willem I).
- in 1830 opstanden in Europa tegen Ancien Régimes.
- opkomst liberalisme onstuitbaar.

Slide 6 - Slide

1848: revolutiejaar
In Europa staan diverse hoven onder druk, ook in Nederland:
Koning Willem II gaat akkoord met grondwet Thorbecke (Lib).
Enkele onderdelen:
1. vrijheid van godsdienst (belangrijk voor Katholieken)
2. vrijheid van vereniging en vergadering
3. parlementaire ministeriële verantwoordelijkheid
4. koninklijke onschendbaarheid

Slide 7 - Slide


5. censuskierecht werd uitgebreid.
6. drukpersvrijheid.
7. vrijheid van onderwijs.
Conclusies:
- conservatieven staan macht af ten gunste van de liberalen. 
- emancipatie van de katholieken zet in.
- stemrecht bleef voorbehouden aan welgestelden (-1917/19)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

2e helft 19e eeuw
Kenmerken: 
1. industrialisatie leidde tot het ontstaan van een
    geÏndustrialiseerde samenleving.
2. er kwamen discussies over de 'sociale kwestie'.
3. door de 'sociale kwestie' kwam het socialisme op.
4. door de industrialisatie kwam het modern imperialisme op,
     gevoed door nationalisme en gesteund door de kerk (missie).

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

reacties op sociale kwestie:
1. socialistische partijen (klassenloze samenleving) o.a. 

a. communisten (revolutiegedachte, Karl Marx)
b. sociaal-democraten (parlementaire weg, algemeen kiesrecht)

2. Oprichting vakbonden

Slide 16 - Slide

 
3. progressief liberalen o.a. kamerlid Van Houten:
- Kinderwetje 1874
- oog voor misère en angst voor revolutionair geweld
- beschavingsidealen

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Emancipatiebewegingen:
1.  Vrouwen (o.a. kiesrecht en recht op studie, burgervrouwen)

2. Arbeiders (kiesrecht/sociale wetgeving zoals minimumlonen, 
    8-urige werkdag, ouderdomsverzekering)

3. Confessionelen (schoolstrijd=strijd voor de financiële
    gelijkberechtiging van het openbaar en bijzonder onderwijs)


Slide 19 - Slide

Pacificatie 1917
In deze grondwetswijzging werd een aantal kwesties opgelost:
1.  Kiesrechtkwestie: algemeen mannenkierecht (wens 
     socialisten (vrouwen kregen passief kiesrecht (actief in 1919).
2. Schoolstrijdkwestie: openbaar en bijzonder onderwijs werd 
     door de staat betaald (wens confessionelen)
3. Evenredige vertegenwoordiging ipv districtenstelsel (wens 
     liberalen)

Slide 20 - Slide

districtenstelsel:

- land in 100 kiesdistricten 
   verdeeld 
- 'the winner takes all'
- district A: 100.000       10 z
   district B: 200.000      20 z
   district C: 150.000       15 z
liberalen: A: 1000
                     B: 2000
                     C: 1500
socialisten: A:  40.000
                         B: 100.000    20
                         C:   70.000    15   confession: A: 59.000     10
                          B: 98.000     
                          C: 65.000      

Slide 21 - Slide

stelsel van evenredige vertegenwoordiging:
- geen districten
- 'hoe meer stemmen, hoe meer zetels in het parlement'
- stemmen waar dan maar ook gehaald in het land worden bij elkaar opgeteld
gevolg:
Ook de kleinere partijen krijgen een kans op vertegenwoordiging in het parlement (2e Kamer)

Slide 22 - Slide