This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
8.3 Democratisering
Slide 1 - Slide
Kenmerkende Aspecten
De opkomst van de emancipatiebewegingen
Voortschrijdende democratisering, met deelneming van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces
De opkomst van de politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme
Slide 2 - Slide
Congres van Wenen
- 1815 slag bij Waterloo
- Overwinaars willen Restauratie van ancién regime.
- grondwetten en parlementen blijven.
- Koninkrijk de Nederlanden: een constitutionele monarchie
Slide 3 - Slide
Liberalen
Koning Willem I had veel acht, hij benoemde en ontsloeg ministers en hij negeerde het parlement.
Liberalen vonden dat zorgelijk, liberalen zetten zich in voor de erfenis van de democratische revoluties: burgerlijke vrijheden (oa. vrijheid van meningsuiting, volksoevereiniteit) en politieke invloed voor het volk.
Het succesvolle gedeelte van de bevolking (bv rijke ondernemers), zou een rol in het bestuur moeten krijgen.
Omdat ze succesvol waren, moesten ze immers over kwaliteiten beschikken.
Slide 4 - Slide
1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
Napoleon verslagen bij Waterloo
Zoon van prins Willem V wordt koning Willem I
Nederland krijgt een grondwet en een tweekamerstelsel
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, België en Luxemburg
Slide 5 - Slide
1840-1848:
Koning Willem II
Conservatief: geen ruimte voor veranderingen
Regeert, min of meer, als absolute vorst
Moet niets weten van democratie
Moeizame relatie met zijn vader
Slide 6 - Slide
Revolutiejaar
1848
De ‘erfgenamen van de Franse Revolutie’, de Liberalen, komen tot de conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"
Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Revolutie in Duitsland leunt op twee pijlers:
1 nationalisme (belangrijkste) en
2 liberalisme
Slide 9 - Slide
Liberalen
In 1848 kwamen braken in veel Europese steden opstanden uit.
Aanleiding was er één van economische aard, prijsstijgingen door misoogsten zorgden voor stijgende prijzen.
De doelen van de opstanden waren echter politiek, de verdeling van de macht moest worden herzien.
Ook in Nederlandliet het volk haar onvrede horen. Koning Willem II vreesde voor zijn kroon.
Omdat te voorkomen liet hij de liberaal Thorbecke een nieuwe grondwet maken.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Liberalen
Het resultaat was een zeer liberale grondwet waarin de vrijheden van burgers waren vastgelegd en waarin politieke invloed voor het volk was geregeld.
Willem II bleef staatshoofd, maar de ministers waren voortaan geen verantwoording meer schuldig aan de koning maar aan het parlement.
De leden daarvan werden gekozen door middel van censuskiesrecht.
Dit hield in dat slechts een klein, mannelijk, gedeelte van de bevolking (het gedeelte dat voldoende belasting betaalde) mocht stemmen.
Slide 12 - Slide
Waarvoor zetten de liberalen zich in?
A
Voor zoveel mogelijk vrijheid
B
Dat Nederland een monarchie werd.
C
Voor een absolute monarchie.
D
Voor de erfenis van de democratische revoluties.
Slide 13 - Quiz
Wie zouden er politieke invloed moeten krijgen, volgens de liberalen?
A
Succesvolle ondernemers
B
Succesvolle arbeiders
C
Succesvolle geestelijken
D
Succesvolle politici
Slide 14 - Quiz
In welk jaar braken er in Europa opstanden uit?
A
1789
B
1815
C
1848
D
1917
Slide 15 - Quiz
Wat was de aanleiding van deze opstanden?
A
Prijsstijgingen door misoogsten en hierdoor armoede
B
Het absolutisme van de koningen
C
Slecht bestuur door de rijke bevolking
D
Ziektes en daardoor armoede
Slide 16 - Quiz
Wat waren de doelen van de opstanden?
A
Lagere voedselprijzen
B
Afzetten van de absolute vorsten
C
Andere verdeling van de macht in een land
D
Dat de regering zou gaan luisteren naar het volk
Slide 17 - Quiz
Hoe reageerde Koning Willem II op deze opstanden?
A
Niet, hij dacht dat het wel over zou gaan.
B
Hij liet de grondwet herzien
C
Hij zorgde voor lagere voedselprijzen
D
Hij ging met de regering in gesprek
Slide 18 - Quiz
Wie mocht de grondwet in 1848 herzien?
A
Koning Willem II
B
Pieter Troelstra
C
Aletta Jacobs
D
Johan Thorbecke
Slide 19 - Quiz
Emancipatiebewegingen na 1848
1. Socialisten (zie paragraaf 8.2)
2. Katholieken
3. (Orthodox) protestanten (2+3=confessionelen)
4. Vrouwen
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Emancipatiebewegingen in de politiek
De mannen die mochten stemmen waar bijn allemaal liberalen.
Zij streefden naar economische vrijheid en wilden dat de overheid zich zo min mogelijk bemoeide met de economie.
Dat betekende dat de overheid een zo klein mogelijk rol innam tijdens de sociale kwestie. De sociale kwestie, was het vraagstuk dat draaide om de slechte levensomstandigheden van de arbeiders en de manier waarop deze problemen van de arbeiders konden worden opgelost.
Socialisten wilden hierom ook algemeen kiesrecht, zodat de arbeiders ook invloed zouden krijgen in de politiek.
Slide 22 - Slide
Emancipatiebewegingen in de politiek
Ook protestanten en katholieken (samen confessionelen geheten) streefden naar politieke macht.
In de Republiek (dus voor 1795) hadden protestanten altijd een bevoorrechte positie gehad, vergeleken met de katholieken.
Ondanks dat in de grondwet stond dat iedereen gelijk was , waren katholieken op veel gebieden nog achtergesteld. De katholieken begonnen een emancipatiestrijd (strijd voor gelijke rechten) om hierin verandering aan te brengen.
Slide 23 - Slide
Emancipatiebewegingen in de politiek
Protestanten begonne toen ook met een emancipatiestrijd om hun rechten te benadrukken.
Ondanks hun moeizame relatie deelden protestant en katholiek enkele politieke belangen.
De belangrijkste overeenkomsten hadden te maken met onderwijs.
De overheid betaalde openbaar (neutraal) onderwijs, protestantse en katholieken scholen moesten zelf een school stichten. Mits de scholen maar voldeden aan de eisen van de overheid. In de grondwet stond immers ook het recht op vrijheid van onderwijs.
Slide 24 - Slide
Emancipatiebewegingen in de politiek
De overheid betaalde de kosten van deze "speciale scholen" niet
Confessionelen gingen hiervoor de Schoolstrijd aan met de overheid, een politiek gevecht om gelijke subsidies voor openbaar en bijzonder onderwijs. In 1917 werd deze schoolstrijd geregeld in de wet. Sindsdien worden bijzondere scholen ook gefinancierd door de oveheid.
Slide 25 - Slide
Emancipatiebewegingen
* Een andere belangrijke reden waarom katholieken en protestanten gingen samenwerken was hun angst voor de 'goddeloze' socialisten (Marx: 'Godsdienst is opium van het volk')
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Video
Slide 28 - Slide
Vereeniging voor
Vrouwenkiesrecht (VVVK)
Wilhelmina Drucker Aletta Jacobs
Slide 29 - Slide
Wie hadden er stemrecht na 1848?
A
Mannen en vrouwen
B
Alleen mannen
C
Mannen en vrouwen die een bepaald bedrag aan belasting betaalden
D
Mannen die een bepaald bedrag aan belasting betaalden
Slide 30 - Quiz
Waarom nam de overheid een terughoudende rol in tijdens de sociale kwestie?
A
Er zaten veel liberalen in de regering
B
Er zaten veel socialisten in de regering
C
Er zaten veel feministen in de regering
D
Er zaten veel nationalisten in de regering
Slide 31 - Quiz
Wie wilden de rol van de overheid in de sociale kwestie veranderen?
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Feministen
D
Nationalisten
Slide 32 - Quiz
Hoe wilden ze dit veranderen?
A
Door een revolutie
B
Door verkiezingen te organiseren
C
Door te staken
D
Door algemeen stemrecht te eisen
Slide 33 - Quiz
Waarom begonnen katholieken een emancipatiestrijd?
A
Ze werden achtergesteld bij de protestanten
B
Het katholieke geloof was verboden
C
Ze wilden dat hun kerken werden gefinancierd door de overheid
D
Ze wilden dat hun godsdienstonderwijs werd betaald
Slide 34 - Quiz
Welk doel hadden de protestanten en katholieken gezamenlijk?
A
Financiering van nieuwe kerken door de overheid
B
Geloofsvrijheid
C
Vrijheid van onderwijs
D
Betaling door de overheid van bijzonder onderwijs
Slide 35 - Quiz
Wat zijn confessionelen?
A
Arbeiders in de politiek
B
Gelovige mensen in de politiek
C
Rijke mensen in de politiek
D
Politici
Slide 36 - Quiz
Wat hield de schoolstrijd in?
A
Strijd tussen protestantse en katholieke scholen
B
Strijd om privéscholen ook te financieren
C
Strijd om gelijke betaling van openbaar en bijzonder onderwijs
D
Strijd om aparte jongens en meisjesscholen te krijgen
Slide 37 - Quiz
Slide 38 - Slide
Democratisering
De roep om uitbreiding van het kiesrecht bleef aanhouden; de democratisering viel niet tegen te houden.
Ook sommige liberalen raakten overtuigd van de wenselijkheid hiervan.
Een grondwetswijzinging, in 1887, maakte uitbreiding van het kiesrecht mogelijk.
Het censuskiesrecht werd vervangen door een systeem op basis van "kentekenen van geschiktheid". Welke "kentekenen" dat dan waren, dat werd verder niet ingevuld in de uitbreiding van de kieswet. Het aantal "kentekenen" nam daardoor langzaam toe.
Slide 39 - Slide
Democratisering
Tussen 1887 en 1917 steeg het percentage mannen dat kiesrecht had tot 68%. De groep zonder kiesrecht waren vrouwen en arbeiders.
De feministen benadrukten onder anderevia de Vereniging van Vrouwenkiesrecht dat vrouwen dezelfde toegang tot kiesrecht moesten krijgen als mannen.
De Eerste Wereldoorlog bracht een doorbraak. Nederland was neutraal maar leed economisch wel onder de oorlog.
Politici van de 4 zuilen (liberalen, socialisten, katholieken en protestanten) besloten met elkaar samen te werken om problemen aan te pakken.
Slide 40 - Slide
Democratisering
Daarvoor moesten 2 grote problemen worden opgelost: de Schoolstrijd en de kiesrechtkwestie.
De socialisten en sommige liberalen wilden algemeen kiesrecht.
De confessionelen waren hier geen voorstander van, zij wilden juist een gelijke subsidiëring van openbaar en bijzonder onderwijs.
De confessionelen besloten de socialisten te steunen in hun strijd voor algemeen kiesrecht voor mannnen.
In ruil hiervoor steunden de socialisten de invoering van subsidiëring van bijzonder onderwijs.
Slide 41 - Slide
Democratisering
Beide ingewikkelde problemen waren in één klap opgelost door deze Pacificatie van 1917.
Invoering van algemeen kiesrecht voor vrouwen gebeurde twee jaar later, in 1919.
Dit was het sluitstuk van de democratisering van Nederland.
Andere Europese landen maakten een vergelijkbare ontwikkeling door.
Slide 42 - Slide
Slide 43 - Slide
Het censuskiesrecht werd in 1887 vervangen door?
A
Algemeen kiesrecht voor mannen
B
Algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen
C
Kiesrecht op basis van geschiktheid
D
Kiesrecht bij een betaald percentage aan belastingafdracht
Slide 44 - Quiz
Waarvoor streden feministen in die tijd (rond 1900)
A
Recht op eigen bezit als ze getrouwd waren
B
Recht op onderwijs voor vrouwen
C
Huishoudscholen
D
Vrouwenkiesrecht
Slide 45 - Quiz
Wat hield de pacificatie van 1917 in?
A
Einde van WOI in Nederland
B
Invoering van algemeen vrouwenkiesrecht
C
Algemeen mannenkiesrecht en de betaling van bijzonder onderwijs
D
Algemeen kiesrecht en betaling van bijzonder onderwijs