Tsjetsjenië is een deelrepubliek in de Russische noordelijke Kaukasus met 1,4 miljoen inwoners. In 1994 vielen Russische troepen er binnen om het Tsjetsjeense onafhankelijkheidsstreven de kop in te drukken. De daaropvolgende oorlog kostte tienduizenden burgers het leven.
De hoofdstad Grozny veranderde na de zwaarste bombardementen in Europa sinds het eind van de Tweede Wereldoorlog in een smeulende puinhoop. Het verzet van de Tsjetsjenen bleek taaier dan verwacht en Moskou moest instemmen met een vredesakkoord in 1996.
Drie jaar later ontbrandde een nieuwe oorlog, nadat radicaal-islamitische Tsjetsjeense rebellengroepen de buurrepubliek Dagestan waren binnengevallen. Opnieuw vielen er duizenden doden. Het Kremlin streefde naar een geleidelijke 'tsjetsjenisering' van het conflict en gaf de jonge Ramzan Kadyrov, zoon van de vermoorde pro-Russische president Achmad Kadyrov, uitgebreide volmachten en subsidies om koste wat kost de orde te handhaven.
Dat deed Kadyrov met harde hand, door een schrikbewind te vestigen en ieder kritisch geluid te smoren.