2.A - Je kunt het begrip Reformatie uitleggen;
2.B - Je kunt twee argumenten noemen die Luther tegen de aflaat had;
2.C - Je kunt beschrijven wat het doel was van de 95 stellingen;
2.D - Je bent in staat het belang van Luther aan te geven voor de kerk;
2.E - Je kunt uitleggen waarom het lijden en sterven van Jezus Christus zwaar was.
2.F - Je kunt de kern van het Evangelie beschrijven;
2.G - Je kunt kort de inhoud weergeven van de begrippen genade,voldoening en verzoening.