Les 4.4 schrijftaak + 5.8 spelling

Welkom!
Leg op tafel:
Laptop
Tekstboek
Schrift
Log in
Talent Digitaal 
1
2
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Leg op tafel:
Laptop
Tekstboek
Schrift
Log in
Talent Digitaal 
1
2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning

Herhaling 
Opdracht uitleggen
Aan de slag
Spelling (?)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Herhaling doelen 1 en 2 :
Je leert hoe je een informatieve tekst schrijft
Je leert hoe je een informatieve tekst indeelt
Je leert hoe je woorden afwisselt met verwijswoorden

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Doelen les 1 en 2

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Informatieve tekst schrijven

  • Benoem feiten
  • Gebruik 5W1H-vragen
  • Inleiding: Benoem het onderwerp en trek de aandacht van de lezer.
  • Kern: Geef per deelonderwerp de informatie.
  • Slot: Rond de tekst af en herhaal de belangrijkste informatie. Gebruik hierbij dus of kortom.


en indelen

  • Titel boven de tekst
  • Inleiding, kern, slot
  • Witregel tussen de verschillende alinea's



5W1H-vragen:
Wie, Wat, Waar, Wanneer, Waarom, Hoe

Slide 5 - Slide

5w1h vragen: Wie, Wat, Waar, Wanneer, Waarom en Hoe
Deze stel je om de tekst zo volledig mogelijk te maken

vertel dat zij moeten gaan werken in hun boek/talent digitaal. wanneer zij dit nog niet hebben opgeschreven kunnen zij dit tijdens het zelfstandig werken doen. 
Verwijswoorden:


Enkelvoud de-woorden:
Hij, hem, zijn, die
Zij, ze, haar, die

Enkelvoud het-woorden:
Het, dat, dit




Gebruik je om je woordkeus af te wisselen


Meervoud:
Ze, hen, hun, die
timer
3:00

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden

  •  De buurvrouw heeft een auto. Zij zet hem altijd in de garage.
  • Het boek ligt op tafel. Ik ga het straks lezen.
  • De mensen staan in de rij. Een van hen heeft de kaartjes, die erg goedkoop waren. 
timer
3:00

Slide 7 - Slide

Met de kinderen in de klas doen. 
Zij hoeven deze niet op te schrijven, maar wel terug vinden in de LessonUp of hun boek. 
Voorbeelden

  •  De buurvrouw heeft een auto. Zij zet hem altijd in de garage.
  • Het boek ligt op tafel. Ik ga het straks lezen.
  • De mensen staan in de rij. Een van hen heeft de kaartjes, die erg goedkoop waren. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

§4.4 Schrijftaak
1. Open een nieuw Word document
2. Maak de opdrachten 11 en 12 
3. Schrijf je tekst aan de hand van opdracht 13. Gebruik hierbij het beoordelingsformulier (dia 10)
4. Maak met je duo opdracht 14, 15, 16.
5. Stuur de beste versie van jouw tekst naar k.welmers@hvc.nl.
6. Ga verder met numo: formuleren, lezen en leestekens


Duo nog niet klaar?
Ga verder met numo terwijl je wacht. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Ik kan een informatieve tekst schrijven
Helemaal mee eens
Mee eens
Een beetje
Mee oneens
Helemaal mee oneens

Slide 11 - Poll

This item has no instructions

§5.8 Spelling

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Planning

Uitleg 
Doel bespreken
Stof behandelen
Aan de slag
Afsluiting

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Doel:

Je leert hoe je de trappen van vergelijking maakt

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Filmpjes
Trappen van vergelijking
Als en Dan

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Trappen van vergelijking 
  • stellende trap: Wanneer zaken gelijk zijn.
- Hij is net zo vrolijk als ik 
  • vergrotende trap:  Wanneer zaken niet gelijk zijn (+er)
- Hij is vrolijker dan ik
  • overtreffende trap: Wanneer de ene zaak alle andere overtreft (+st/ste)
- Hij is de vrolijkste van de klas

Als en dan 

  • als: wanneer de zaken gelijk aan elkaar zijn

  • dan: wanneer zaken niet gelijk zijn 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wisbordjes
  1. Daphne is bij schoolatletiek de (snel) op de 100 meter
  2. Ik kan (goed) opschieten met Bryan als/dan met Simon
  3. Het lijkt wel alsof mensen steeds (weinig) voor elkaar over hebben. 
  4. Het is vandaag in Nederland even (warm) als/dan in Spanje. 
  5. Het gras is altijd (groen) aan de overkant
  6. Sonny heeft (graag) een kleine, goedkopere smartphone als/dan  zo'n grote dure. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden
  1. Daphne is bij schoolatletiek de snelste op de 100 meter
  2. Ik kan beter opschieten met Bryan dan met Simon
  3. Het lijkt wel alsof mensen steeds minder voor elkaar over hebben. 
  4. Het is vandaag in Nederland even warm als in Spanje. 
  5. Het gras is altijd groener aan de overkant
  6. Sonny heeft liever een kleine, goedkopere smartphone dan  zo'n grote dure. 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Schrijf de aantekeningen over

Maak opdracht 19

Klaar?
Ga verder met numo: spelling 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Ik kan de trappen van vergelijking goed gebruiken
Helemaal mee eens
Mee eens
Een beetje
Mee oneens
Helemaal mee oneens

Slide 20 - Poll

This item has no instructions