What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Di 10-01-23 Herhaling gramm
1 / 18
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
This lesson contains
18 slides
, with
text slides
.
Lesson duration is:
40 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
H4du2
Dienstag, 10. Januar 2023
Slide 2 - Slide
die Planung
Volgende week: grammatica toets
Herhalen grammatica
Oefentoets grammatica
Slide 3 - Slide
Grammatika toets
Volgende week dinsdag: 17 januari 3e
2x
Geen PTA
Wat moet je leren?
Kapitel 1: Grammatik A, B, E
Kapitel 2: Grammatik A, C
Slide 4 - Slide
Kapitel 1
Grammatik A:
haben/sein/werden in t.t, v.t, v.d
Grammatik B:
vervoeging zwakke werkwoorden in t.t.
Grammatik E:
zwakke werkwoorden uitzonderingen
Slide 5 - Slide
Hulpwerkwoord haben + sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/
S
ie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
hatte
hatte
st
hatte
hatte
n
hatte
t
hatte
n
haben
(hebben)
Partizip II (v.d)
gehabt
Präsens(t.t) Präteritum (v.t)
A
Slide 6 - Slide
Hulpwerkwoord haben + sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/
S
ie
war
war
st
war
war
en
war
t
war
en
sein
(zijn
Partizip II (v.d)
gewesen
Präsens(t.t) Präteritum (v.t)
bin
bist
ist
sind
seid
sind
A
Slide 7 - Slide
Hulpwerkwoord haben + sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/
S
ie
wurde
wurde
st
wurde
wurde
n
wurde
t
wurde
n
werden
(worden/zullen)
Partizip II (v.d)
geworden
Präsens(t.t) Präteritum (v.t)
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden
A
Slide 8 - Slide
1. stam? werkwoord -en
2. plaats uitgang die hoort bij het pers vnw
BV.: wohnen - wohn - du wohn
st
B
zwakke ww
t.t
(FE) E | ST | T | EN | T | EN
ich du er wir ihr sie
sie Sie
es
ik jij hij wij jullie zij (mv)
zij u
het
Slide 9 - Slide
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/
S
ie
ik
jij
hij/zij/het
wij
jullie
zij/u
wohn
e
wohn
st
wohn
t
wohn
en
wohn
t
wohn
en
reis
e
reis
t
reis
t
reis
en
reis
t
reis
en
red
e
red
e
st
red
e
t
red
en
red
e
t
red
en
wohnen reisen reden atmen
1. stam? werkwoord -en
2. plaats uitgang die hoort bij het pers vnw
BV.: wohnen - wohn - du wohn
st
ezelsbruggetje:
(fe)esttenten
normaal stam op s-klank stam op -d/-t stam op -m-n
E
zwakke ww
t.t
atm
e
atm
e
st
atm
e
t
atm
en
atm
e
t
atm
en
-s klank: -ß, -s, -ss, -x, -z GEEN SCH
Slide 10 - Slide
Kapitel 2
Grammatik A:
modale werkwoorden in de t.t.
Grammatik C:
volgorde werkwoorden
Slide 11 - Slide
Modale werkwoorden
Geeft een extra betekenis aan de zin: dat je iets mag/kan/moet.
*Bij het enkelvoud verandert de klinker.
müssen
wollen
können
dürfen
mögen
sollen
moeten
(noodzaak, plicht)
willen/ zullen
kunnen
mogen
leuk vinden, houden van, lusten,
iemand mogen
moeten
(verzoek/opdracht van een ander)
A
Slide 12 - Slide
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/
S
ie
muss
musst
muss
müssen
müsst
müssen
müssen
will
willst
will
wollen
wollt
wollen
wollen
kann
kannst
kann
können
könnt
können
können
noodzaak/ willen/ kunnen
plicht zullen
v.d. gemusst gewollt gekonnt
A
Slide 13 - Slide
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/
S
ie
darf
darfst
darf
dürfen
dürft
dürfen
dürfen
mag
magst
mag
mögen
mögt
mögen
mögen
soll
sollst
soll
sollen
sollt
sollen
sollen
mogen leuk vinden, houden van moeten (verzoek/
lusten, iemand mogen opdracht van een ander)
v.d. gedurft gemocht gesollt
A
Slide 14 - Slide
Woordvolgorde
tijd
-
reden
-
manier
-
plaats
Bv. Ich lerne
am Wochenende
wegen meiner Prüfung
s
ehr intensiv
in der Bibliothek
.
C
Voor de woorden:
denn
,
dass,
weil
en
ob
komt een , . Dit zijn namelijk voegwoorden.
In een zin:
Ich komme nicht
, denn
mein Fuß ist gebrochen.
of
Ich komme nicht
, weil
mein Fuß gebrochen ist. (pv achteraan)
of
Danke
, dass
Sie mir geholfen haben.
of: Weisst du,
ob
du am Samstag kommst (pv achteraan)
Slide 15 - Slide
Woordvolgorde: 3 situaties waarbij NL/D anders zijn
1: samengesteld ww staat de pv vooraan en het 2e deel achteraan.
NL
: Ik
ga
graag
uit
met mijn vrienden/ Ik
ga
graag met mijn vrienden
uit
.
D
:
Ich
gehe
gerne mit meinen Freunden
aus.
2: twee hele ww aan het eind van de zin? Modale ww altijd achteraan.
NL:
Ik heb het nog nooit
kunnen
betalen.
D:
Ich habe es noch nicht zahlen
können
.
3: in samengestelde zin (hoofdzin+bijzin) moet de pv achteraan.
NL:
Ik weet, dat zij niet
mag
komen/komen
mag.
D:
Ich weiß, dass sie nicht kommen
darf
.
C
Slide 16 - Slide
Aufgaben machen
opdrachten maken
Wa
s (wat
)?
Oefentoets grammatica
OF
Oefeningen grammatica
Wie (hoe)?
Online of boek
Hilfe (hulp)?
Buren, docent
Zeit (tijd)?
10:30
An die Arbeit!
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
More lessons like this
Ma 15-04-24 4.5
April 2024
- Lesson with
11 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Ma 15-04-24 4.5
April 2024
- Lesson with
11 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Woe 11-01-23 Herhaling gramm
January 2023
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
2 Woe 10-05-2023 4.4/4.5
May 2023
- Lesson with
10 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Do 11-05-2023 4.4/4.5
May 2023
- Lesson with
10 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Woe 17-04-24 4.3
April 2024
- Lesson with
13 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Ma 19-09-22 K1 L2
September 2022
- Lesson with
27 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Di 10-01-23 Herhaling gramm
January 2023
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4