Dictionary, Mavo 4, medium

1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Ik kan woorden opzoeken in 
een EN-NL woordenboek.

Slide 2 - Slide

When do you use dictionaries or other reference books like encyclopedias or atlases?
Never
Only in class
When I need it

Slide 3 - Poll

When do you make use of online tools like Google Translate, Wikipedia, Chat GPT or social media?
Never
Only in class
When I need it

Slide 4 - Poll

What is the potential danger of Google Translate or other online sources?

Slide 5 - Open question

How to use a dictionary.
  1. Decide whether you really NEED to look up the word. Maybe a guessing strategy is enough.
  2.  Look at the first letter, then the second, then the third, etc,  to look up the word. The dictionary is in alphabetical order. 
  3. Make use of guide words. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Put the letters in the correct alphabetical order
1
2
3
4
5
6
F
W
D
J
O
T

Slide 8 - Drag question

Put the letters in the correct alphabetical order
1
2
3
4
5
6
consult
connect
consider
constrain
consumer
construct

Slide 9 - Drag question

Put the letters in the correct alphabetical order
1
2
3
4
5
6
treat
together
threat
thong
throat
tight

Slide 10 - Drag question

Look up the meaning of these words using the DICTIONARY!
  • mischief
  • vacancy
  • affirmation
  • congenital
  • usually 
timer
5:00

Slide 11 - Slide

Achter een woord staat meestal een afkorting.

Wat betekent 'ww'?

Slide 12 - Open question

Achter een woord staat meestal een afkorting.

Wat betekent 'zn'?

Slide 13 - Open question

Achter een woord staat meestal een afkorting.

Wat betekent 'mv'?

Slide 14 - Open question

Achter een woord staat meestal een afkorting.

Wat betekent 'bn'?

Slide 15 - Open question

On the next three slides you'll be shown English sentences. 
The bold words in the sentence can't be found in the dictionary in the form it is in.  Why not? What is different?

Op de volgende drie slides zie je Engelse zinnen. Het dikgedrukte woord uit de zin staat niet in die hoedanigheid (die spelling) in het woordenboek. Waarom niet? Wat is er anders?

Slide 16 - Slide

Waarom staat het dikgedrukte woord niet met deze spelling in het woordenboek:
What were you waiting for?

Slide 17 - Open question

What were you waiting for?
  • Het gaat hier om een werkwoord (VERB)
  • Werkwoorden staan enkel als stam in het woordenboek
  • Ga dus altijd terug naar de stam van het werkwoord als je het op wilt zoeken in het woordenboek!
  • In dit geval ''wait''

Slide 18 - Slide

Waarom staat het dikgedrukte woord niet met deze spelling in het woordenboek:
A thousand yellow cars.

Slide 19 - Open question

A thousand yellow cars.
  • Het gaat hier om een meervoudsvorm (PLURAL)
  • Zelfstandig naamwoorden (NOUN) staan enkel als stam in het woordenboek. 
  • Ga dus altijd terug naar de stam van het werkwoord als je het op wilt zoeken in het woordenboek!
  • In dit geval ''car''

Slide 20 - Slide

Waarom staat het dikgedrukte woord niet met deze spelling in het woordenboek:
They are the friendliest people on earth.

Slide 21 - Open question

They are the friendliest people on earth.
  • Het gaat hier om een overtreffende trap (SUPERLATIVE)
  • Vergrotende en overtreffende trappen staan enkel als stam in het woordenboek.
  • Ga dus altijd terug naar de stam van het bijvoeglijk naamwoord (ADJECTIVE) als je het op wilt zoeken in je woordenboek! (In dit geval ''friendly'') 

Slide 22 - Slide

Waar verwijzen deze woorden naar? 
Naar welk woord zoek je in het woordenboek?
  1. are
  2. had
  3. grown
  4. gonna
  5. gotta
  6. esthetics
Example:

Did verwijst naar do

Slide 23 - Slide

Probeer zo weinig mogelijk het woordenboek te gebruiken. Gebruik eerst guessing strategies

Maar zorg dat je weet hoe het werkt zodat je hem snel kan gebruiken als het nodig is. 

Slide 24 - Slide

I understand how a dictionary works
and I can use it.
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll