Let's practice writing

• Engels
• MBO
• Studiejaar 2

Subject-Verb-Object

Onderwerp- werkwoord- zelfstandignaamwoord

Ik ga lopen.

Ik eet boerenkool.

Maak een zin in het Engels aan de hand van de voorgaande informatie.
Subject-verb-object.

(Tijd) onderwerp- ww-zelfstandignaamwoord- plaats +tijd

On a Friday, she went to the doctor at 10 o'clock.

She went to the doctor on Friday at 10 o'clock.

Maak een Engelse zin en gebruik de goede volgorde.

(Tijd) onderwerp- ww-zelfstandignaamwoord- plaats +tijd

a buys week apples twice she.
Zet deze zin in de goede volgorde.

Harry went on a Friday to school .

1. correct
2. incorrect

My father gave me a doll for my birthday last year.

1. correct
2. incorrect

Last year, I didn't celebrate Halloween.

1. correct
2. incorrect

Vraagwoord-hulpwerkwoord-onderwerp-verb-lijdend voorwerp-plaats-tijd.

Wie-gaat-Bart-ontmoeten-onderwerp-in het park-elke zaterdag?

Which of these is not a question word?

1. Who
2. What
3. Which
4. That

Why did you do that to her yesterday?

1. Correct
2. incorrect

Who meet Bart at the park every Saturday?

1. Correct
2. incorrect

Maak een zin waarbij je deze volgorde gebruikt.

Vraagwoord-hulpwerkwoord-onderwerp-verb-lijdend voorwerp-plaats-tijd.

(Tijd) onderwerp- ww-zelfstandignaamwoord- plaats +tijd

On a Friday, she went to the doctor at 10 o'clock.

She went to the doctor on Friday at 10 o'clock.

Deze les was

1. Moeilijk maar leerzaam
2. Makkelijk en saai
3. Te moeilijk
4. Leerzaam

Wat heb je vandaag geleerd tijdens deze les?