Mavo 3 - grammar herhaling - 8 oktober

Welcome!
Have a seat and keep your phones in your bag please!
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welcome!
Have a seat and keep your phones in your bag please!

Slide 1 - Slide

Leerdoelen voor vandaag
Na deze les kan/weet je:
  • De past simple gebruiken
  • De present perfect gebruiken
  • Some/any gebruiken
  • Much/any/few/little gebruiken
  • Used to gebruiken in een zin
  • Question tags gebruiken





Slide 2 - Slide

Wat weet je nog van de past simple?

Slide 3 - Mind map

Past Simple
Verleden tijd, belangrijk wanneer het is gebeurd
  • Regelmatige woorden: +ed
(played, wanted, missed)
  • Ontkennende en vragende zinnen: did / didn't + hele ww
(I didn't play football, Did you play football?)

Slide 4 - Slide

Past Simple
  • Ww eindigt in -e: alleen -d toevoegen
  • (to live - lived)
  • Ww eindigt in medeklinker + -y: -y vervangen door -ied
  • (to try - tried)
  • Ww eindigt in korte klinker + medeklinker: medeklinker verdubbelen + -ed
  • (to plan - planned)
  • Ww met meer lettergrepen en eindigt in -l: -led toevoegen
(to travel - travelled)

Slide 5 - Slide

Vul de zin aan met de past simple:
We ________ (decide) to stay home instead of going out.

Slide 6 - Open question

Vul de zin aan met de past simple:
She ________ (cry) when she heard the bad news.

Slide 7 - Open question

Wat weet je nog van de present perfect?

Slide 8 - Mind map

Present Perfect
  • Je gebruikt de present perfect als:
1. iets in het verleden is gebeurd en het niet belangrijk is wanneer
2. als iets in het verleden is begonnen en nog steeds doorgaat
  • Je maakt de present perfect met have / has + voltooid deelwoord

Slide 9 - Slide

Vul de zin aan met de present perfect:
We ___ (see) this movie already.

Slide 10 - Open question

Vul de zin aan met de present perfect:
My parents ________ (buy) a new car.

Slide 11 - Open question

Wat weet je nog van some/any?

Slide 12 - Mind map

Some / any
  • Some en any betekenen allebei enige / enkele / een paar
  • Some gebruik je in een bevestigende zin
I have some homework to finish before I can go out.
  • Any gebruik je in een ontkennende zin
I don't have any homework to do tonight.
  • Some gebruik je in een vragende zin als je verwacht dat het antwoord 'ja' gaat zijn
Can I offer you some cake?

Voor somebody/anybody en something/anything geldt hetzelfde!

Slide 13 - Slide

Some of any?
He has ________ interesting books on his shelf.

Slide 14 - Open question

Somebody of anybody?
I don’t know __ in this room.

Slide 15 - Open question

Wat weet je nog over het gebruik van much/many en few/little?

Slide 16 - Mind map

Much / many
  • Much betekent veel en gebruik je bij niet-telbare zelfstandige naamwoorden (He didn't have much homework)
  • Many betekent veel en gebruik je bij telbare zelfstandige naamwoorden  (They always visit too many museums on holiday.)

Slide 17 - Slide

Few / little
  • Little betekent 'weinig' en gebruik je bij niet- telbare zelfstandige naamwoorden (There is little water left in the bottle)
  • Few betekent 'weinig' en gebruik je bij telbare zelfstandige naamwoorden (Few people attended the meeting)
  • A little betekent 'een klein beetje' en gebruik je bij niet- telbare zelfstandige naamwoorden  (Could I have a little milk in my coffee?)
  • A few betekent 'een klein beetje' en gebruik je bij telbare zelfstandige naamwoorden (I’m going to buy a few apples at the store.)

Slide 18 - Slide

Much of many?
There isn’t ________ milk left in the fridge.

Slide 19 - Open question

Few of little?
There is too __ time left to finish this task.

Slide 20 - Open question

Wat weet je nog over 'used to'?

Slide 21 - Mind map

Used to
  • Used to gebruik je als iets in het verleden gebeurde, maar nu niet meer.
  • Used gebruik je door:
used to + hele werkwoord

She used to play piano when she was younger, but now she hasn't touched it in years.

Slide 22 - Slide

Vul de zin aan met 'used to':
We ________ (visit) our grandparents every Sunday.

Slide 23 - Open question

Vul de zin aan met 'used to':
They ________ (go) camping every summer when they were kids.

Slide 24 - Open question

Wat weet je nog over question tags?

Slide 25 - Mind map

Question tags
  • Een question tag is een kort vraagje aan het einde van een zin:..., is it? / ..., isn't it? / ..., can't you? 
  • Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (–).
(You're at school together, aren't you?)
  • Na een ontkennende zin (–) is de tag bevestigend (+).
  • (You haven't done much today, have you?)
  • In de tag herhaal je de vormen van to be en van hulpwerkwoorden 
(Bijvoorbeeld have, can en could)
  • Het onderwerp van de tag is een persoonlijk voornaamwoord

Slide 26 - Slide

Vul de question tag in:
You’re coming to the party, ________?

Slide 27 - Open question

Vul de question tag in:
She doesn’t like coffee, _____?

Slide 28 - Open question

Hoe goed heb je de past simple begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Hoe goed heb je de present perfect begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Hoe goed heb je de some/any begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Hoe goed heb je de much/many, few/little begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Hoe goed heb je de used to begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Hoe goed heb je de question tags begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll