This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Welkom bij Nederlands!
Slide 1 - Slide
Nederlands 16-2-2021
Vandaag:
Terugblik
Paragraaf 1.2 Naamwoorden en lidwoorden
Huiswerk
Slide 2 - Slide
Naamwoorden en lidwoorden
Doel van de les:
ik herken zelfstandige naamwoorden, (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden en ik herken lidwoorden
Slide 3 - Slide
Zelfstandig naamwoorden (zn)
Hoe herken ik zelfstandige naamwoorden?
Voor de meeste zelfstandige naamwoorden kun je de, het of een (lidwoord) voor zetten. Eigennamen zijn ook zelfstandige naamwoorden.
Je kunt ze meestal in het meervoud zetten.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
Slide 4 - Slide
Voorbeelden
Zelfstandig naamwoord met lidwoord:
de tafel, een trein, het huis
Zelfstandig naamwoord als eigennaam:
Martin woont in de Vondelstraat
Zelfstandig naamwoord als verkleinwoord:
Tafel - tafeltje, trein - treintje, huis - huisje
Slide 5 - Slide
Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord, geeft extra informatie. Soms staan er meerdere bijvoeglijke naamwoorden voor een zelfstandig naamwoord.
een interessante vacature, de beste film
Nederlands is een verplicht, moeilijk vak
de rode jurk, het mooie huis
Slide 6 - Slide
Bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord kan ook achter het zelfstandig naamwoord staan:
Mijn stagebegeleidster is erg behulpzaam.
Die boom is al oud.
Op de meeste bijvoeglijke naamwoorden kun je de trappen van vergelijking toepassen. (oud - ouder - oudst)
Ook deelwoorden kunnen als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt ( het gebroken glas)
Slide 7 - Slide
Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is een bijvoeglijk naamwoord dat zegt van welk materiaal iets is gemaakt. Dit bijvoeglijk naamwoord eindigt meestal op -en.