BSR 15/5 2t Lezen §5 Hoofd- en bijzaken AI

  • Open je boek op blz. 34-35.
  • Log alvast in op LessonUp! 
§5 Hoofd- en
bijzaken
Voordat we beginnen:
timer
2:00
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

  • Open je boek op blz. 34-35.
  • Log alvast in op LessonUp! 
§5 Hoofd- en
bijzaken
Voordat we beginnen:
timer
2:00

Slide 1 - Slide

  • Je kunt onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken in een tekst.
  • Je kunt bepalen wat de kernzin van een alinea is.
Lesdoelen

Slide 2 - Slide

In deze les:
  • Herhaling vorige les.
  • Hoe kun je in een tekst of video onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken?
  • Opdracht: drie teksten (AI).
  • Blooket.
  • Gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Slide

De belangrijkste informatie in een tekst of een video noem je hoofdzaken.
Wat niet zo belangrijk is, noem je een bijzaak.
Een bijzaak is een toelichting (meer informatie
of uitleg) of een voorbeeld. 

Signaalwoorden waaraan je kunt zien dat er een toelichting of een voorbeeld volgt, zijn: zo, onder andere, dat wil zeggen, je moet daarbij denken aan, met andere woorden, neem nou, bijvoorbeeld en zoals.
Hoofd- en bijzaken

Slide 4 - Slide



Zo vind je hoofdzaken: 


  • De hoofdzaken van een tekst of video vind je vaak in
    de inleiding of in het slot van een tekst.
  • Hoofdzaken vind je ook in de kernzinnen.
    Vaak is de kernzin van een alinea de eerste of de laatste zin.

Slide 5 - Slide

Tekstopbouw
inleiding
onderwerp, aandacht trekken
kern
uitwerking onderwerp, deelonderwerpen, meeste alinea's, soms tussenkoppen
slot
samenvatting/conclusie, geen nieuwe informatie!

Slide 6 - Slide

Voorbeeld tekstopbouw

Slide 7 - Slide

Wat is de juiste tekstopbouw?
A
Titel - tussenkopje -alinea's
B
Hoofdgedachte - hoofdzaken - bijzaken
C
Inleiding - middenstuk - slot
D
Onderwerp - deelonderwerpen - bron

Slide 8 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte ook alweer?
A
Waar ik in mijn hoofd over nadenk waar de tekst over gaat.
B
Een stukje herhaling.
C
Het belangrijkste van de tekst in twee zinnen.
D
Het belangrijkste van de tekst over het onderwerp in één zin.

Slide 9 - Quiz


Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 10 - Quiz

Hoofd- en bijzaken

De belangrijkste informatie in een tekst 
noemen we hoofdzaken.

Wat niet zo belangrijk is, zijn de bijzaken.

Slide 11 - Slide

Hoofd- en bijzaken.
Wat is een hoofdzaak eigenlijk?
A
Hoofdzaken geven de belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst.
B
Het belangrijkste wat er over het onderwerp wordt gezegd in 1 zin.
C
Hoofdzaken maken de tekst iets duidelijker.
D
Alle bijzaken bij elkaar.

Slide 12 - Quiz

Zijn hoofd of bijzaken belangrijker in een tekst?
A
hoofdzaken belangrijker dan bijzaken
B
bijzaken belangrijker dan hoofdzaken

Slide 13 - Quiz

Hoofd-en bijzaken staan nooit samen in één alinea.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

hoofdzaak
bijzaak
kernzin
de rest van de alinea
Hierin wordt extra info gegeven, zoals voorbeelden of uitleg.
Dit is de belangrijkste informatie in een tekst.
Hierin staat de belangrijkste informatie van een alinea.
Minder belangrijke informatie.

Slide 15 - Drag question

Hoofdzaak of bijzaak?
Zin 1: Het hoofd van de plaatselijke brandweer heeft vaak gevreesd voor zijn leven.

Zin 2: ‘Vorige week liep in een brandend huis, toen er opeens een deel van het plafond naar benden kwam dat me op een haar naar miste.'
A
Beide zinnen zijn hoofdzaken
B
Beide zinnen zijn bijzaken
C
Zin 1 = hoofdzaak / zin 2 = bijzaak
D
Zin 1 = bijzaak /zin 2 = hoofdzaak

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Video

Gebruik jij wel eens AI?
Ja
Nee

Slide 18 - Poll

Wat vind jij ervan dat AI tot steeds meer in staat is? Leg je antwoord kort uit.

Slide 19 - Open question

Uitlegfilmpje!

Slide 20 - Slide

Jullie krijgen drie teksten.
Twee van deze teksten zijn nep (AI) , één is echt.

Slide 21 - Slide

1)
Lees de drie teksten oriënterend.
2) 
Bepaal welk artikel echt is en welk artikel 'nep' is.
3)
Lees de drie teksten precies.
4) 
Markeer van iedere alinea de kernzin (oftewel; de hoofdzaken).
5) 
Maak van iedere tekst een woordweb.
Gebruik alleen de informatie uit de kernzinnen.
Klaar?
Maak opdracht 5 en 6 op blz. 34-35.
Dit is huiswerk voor de volgende les!
AI of echt? In tweetallen.
timer
18:00

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

  • Je kunt onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken in een tekst.
  • Je kunt bepalen wat de kernzin van een alinea is.
Lesdoelen

Slide 24 - Slide

Ik herken het verschil tussen hoofd- en bijzaken in een tekst.

0 = echt (nog) niet / 10 = gaat al heel goed
010

Slide 25 - Poll

Ik weet hoe ik de kernzinnen in alinea's kan vinden.

0 = echt (nog) niet / 10 = gaat al heel goed
0100

Slide 26 - Poll

Neem deel onze LessonUp klas
Wat kun je hier vinden?
  • LessonUps
  • Video's
  • Handige websites 

Klassencode
u2ta: qjffs
u2tb: sgmrx
u2ta: dqymz

Slide 27 - Slide