H1 Samengestelde zinnen

Welkom!
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Lezen in je boek
timer
8:00

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen? -Samengestelde zinnen
  • Lesdoelen
  • Intrsuctie
  • Opdrachten maken en opdrachten nakijken
  • Evaluatie les
  • Afsluiten

Slide 3 - Slide

Lesdoelen hoofdstuk 1 Taalverzorging
  • Ik kan samengestelde zinnen herkennen.
  • Ik kan voegwoorden herkennen.
  • .Ik kan de persoonsvorm in samengestelde zinnen vinden

Slide 4 - Slide

Instructie
Samengestelde zinnen.
timer
5:00

Slide 5 - Slide

enkelvoudige zinnen
Zinnen met één persoonsvorm.

Mijn broer is keeper.

Slide 6 - Slide

samengestelde zinnen
Zinnen met twee persoonsvorm.

Mijn broer is keeper en mijn vader is zijn trainer.

Slide 7 - Slide

voegwoorden
Een woord dat twee zinnen met elkaar verbindt:

en, maar, of, want, omdat, terwijl, zodat, nadat, als

Slide 8 - Slide

voegwoorden
  • staan meestal tussen twee zinnen:
                    Eva speelt gitaar, terwijl haar vader de afwas doet.

  • staan soms vooraan in de zin:                                                                                 Omdat  ik morgen vrij ben, kan ik tot 10 uur uitslapen.

Slide 9 - Slide

Mijn familie bestaat uit 18 personen.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 10 - Quiz

In verband met de coronacrisis zijn wij dit jaar niet op vakantie geweest.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 11 - Quiz

Dit jaar zijn wij thuisgebleven, maar volgend jaar gaan we naar Italië.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 12 - Quiz

Wat zijn de voegwoorden in onderstaande zin?

Lizzy maakt haar huiswerk, terwijl haar broer tv kijkt en haar vader de auto wast.
A
Lizzy, haar broer, haar vader
B
terwijl, en
C
haar huiswerk, tv, de auto
D
maakt, kijkt, wast

Slide 13 - Quiz

Opdracht 5
1. In onze tuin hebben twee duiven een nest gebouwd.
2. Abel baalt, want hij heeft zijn enkel verzwikt.
3. De verkoopster pakte het boek mooi in. 
4. De agent liet de man stoppen en hij gaf hem een bekeuring. 
5. Zaterdag is Mea jarig en speelt haar handbalteam een belangrijke wedstrijd. 
6. Mijn oma koopt altijd stoopwafels voor mij. 

Slide 14 - Slide

Zelfstandig werken
Maken opdracht 5, 6 en 7.

Heb je een vraag? Steek je vinger op.


Slide 15 - Slide

Nakijken 
Nakijken opdracht 5, 6 en 7.


Slide 16 - Slide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 17 - Slide

Tot de volgende les!

Slide 18 - Slide