AK 1KGT Landschappen in Europa

AK 1KGT Landschappen in Europa
1 / 52
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

AK 1KGT Landschappen in Europa

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Leerdoelen 
  • Je kunt beschrijven hoe natuurlandschappen, klimaten en vegetatiezones in Europa met elkaar samenhangen.
  • Je kunt uitleggen hoe de seizoenen ontstaan.
  • Je kunt uitleggen hoe de breedteligging van een gebied invloed heeft op het klimaat en de seizoenen in dat gebied.


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wat is een Middellandse Zeeklimaat?


A
Klimaat met natte, warme zomers en zachte, natte winters.
B
Klimaat met droge, warme zomers en strenge, natte winters.
C
Klimaat met droge, warme zomers en zachte, droge winters.
D
Klimaat met droge, warme zomers en zachte, natte winters.

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Nederland heeft een zeeklimaat.
In een zeeklimaat...
A
Regent het drie maanden per jaar
B
Regent het het hele jaar
C
Regent het 6 maanden per jaar
D
Regent het 11 maanden van het jaar

Slide 9 - Quiz

Een landklimaat heeft ....
A
Warme droge zomers en zachte vochtige winters
B
Korte, warme zomers en lange erg koude winters
C
Warme zomers, koude winters en weinig neerslag
D
Koele zomers, zachte winters en hele jaar neerslag

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Wat voor vegetatie kom je tegen bij het steppeklimaat?
A
Altijdgroene bossen
B
Grasvlakten met boomgroepen
C
Grasvlakten zonder boomgroepen
D
Struiksoorten met lange wortels

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Wat heeft de vegetatie in Europa te maken met het klimaat?

Slide 14 - Open question

Wat is een toendraklimaat?


A
Koud klimaat waarbij het in de zomer gemiddeld niet warmer is dan 0 °C.
B
Koud klimaat waarbij het in de zomer gemiddeld warmer is dan 10 °C.
C
Koud klimaat waarbij het in de zomer gemiddeld niet warmer is dan -10 °C.
D
Koud klimaat waarbij het in de zomer gemiddeld niet warmer is dan 10 °C.

Slide 15 - Quiz

Het hooggebergte klimaat....
A
Komt alleen op de evenaar voor
B
Is herkenbaar aan een heuvelachtig landschap
C
Kan overal op de wereld op een bergtop voorkomen
D
Komt niet in Europa voor

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

De seizoenen in Nederland
Zet de foto's bij het juiste seizoen

Slide 18 - Drag question

Slide 19 - Slide

Leerdoelen 
  • Je kunt uitleggen waarom het land hierdoor in de zomer veel warmer is dan de zee en in de winter veel kouder is dan de zee.
  • Je kent de algemene regel dat in Europa in gebieden dicht bij zee gemiddeld meer neerslag per jaar valt dan in gebieden ver weg van zee.
  • Je kent de algemene regel dat in Europa de gemiddelde temperatuur in de zomer landinwaarts toeneemt en de gemiddelde temperatuur in de winter afneemt.
  • Je kunt uitleggen waarom in Europa het zeeklimaat landinwaarts overgaat in het landklimaat.




Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Zee of land
Wat gebeurt er met de temperatuur?
A
Land en zee koelen even snel af
B
Land en zee warmen even snel op
C
Zee warmt sneller op dan land
D
Land warmt sneller op dan zee

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

In Europa geldt: gebieden dicht bij zee hebben gemiddeld meer neerslag per jaar dan gebieden ver weg van zee.


A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

In Europa gaat het zeeklimaat landinwaarts over in een ........

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide

  • Je kunt beschrijven welke soorten reliëf er zijn.
  • Je kent de algemene regel dat hoe hoger je in een gebergte komt, hoe lager de gemiddelde temperatuur van de lucht is (of: hoe kouder het wordt).
  • Je kunt beschrijven welke klimaten er in een hooggebergte kunnen voorkomen.
  • Je kunt uitleggen hoe bij een gebergte neerslag ontstaat en dat er een loef- en een lijzijde is.




Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Wat is laagland ?
A
Dat is land tussen 200 en 500 meter
B
Dat is land tussen 500 en 1500 meter
C
Dat is land tussen 1500 meter en hoger
D
Dat is land tussen 0 en 200 meter

Slide 32 - Quiz

Heuvelland ligt tussen
A
200 en 500 m
B
750 en 1000 m
C
1000 en 1500 m
D
1500 en 2000 m

Slide 33 - Quiz

Een middelgebergte is
A
Tussen de 0-200 meter hoog
B
Tussen de 200-500 meter hoog
C
Tussen de 500-1500 meter hoog
D
Tussen de 1500-2500 meter hoog

Slide 34 - Quiz

Een hooggebergte is een
A
Gebied met bergen die hoger zijn dan 500 meter
B
Gebied met bergen die hoger zijn dan 1500 meter
C
Gebied met bergen die hoger zijn dan 100 meter
D
Gebied met bergen die hoger zijn dan 2500 meter

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Slide

Noem twee klimaten die je in de bergen aantreft.

Slide 37 - Open question

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Hoe ontstaat neerslag in een de bergen?

Slide 41 - Open question

Loefzijde
Lijzijde

Slide 42 - Drag question

Slide 43 - Slide

Leerdoelen 
  • Je kunt beschrijven waar de meeste mensen wonen in Europa en waarom daar.
  • Je kunt vier soorten landbouw beschrijven.
  • Je kunt uitleggen waar deze soorten landbouw voorkomen in Europa en waarom daar.
  • Je kunt uitleggen waarom het in sommige gebieden in Europa nodig is om te irrigeren.



Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Er zijn verschillende soorten landbouw waarin men zich kan specialiseren. 
Sleep het plaatje naar het juiste woord
tuinbouw
veeteelt
akkerbouw
bosbouw

Slide 49 - Drag question

Waarom is er niet overal dezelfde soort landbouw in Europa?

Slide 50 - Open question

Wat is irrigatie?
A
Dat je je ergert aan iemand
B
Water geven aan plantjes
C
Stuwdam in een rivier bouwen
D
Zout laten worden van de bodem

Slide 51 - Quiz

Maak de zin af:
De meeste mensen in Europa wonen ...
A
...op het platteland .
B
...in een stad.
C
...in Nederland.
D
...in Zuid-Europa.

Slide 52 - Quiz