leesvaardigheid

Leesvaardigheid H3
Wat is het doel van de periode
je begrijpt teksten over alledaagse onderwerpen
Wat gaan we doen om het doel te behalen
Oefenen met leesteksten in Forms
Hoe gaan we het doel bereiken
Oefenen met leesstrategiëen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Leesvaardigheid H3
Wat is het doel van de periode
je begrijpt teksten over alledaagse onderwerpen
Wat gaan we doen om het doel te behalen
Oefenen met leesteksten in Forms
Hoe gaan we het doel bereiken
Oefenen met leesstrategiëen

Slide 1 - Slide

Je kunt woorden opzoeken in een woordenboek
Mercredi le 26 mai
Wat ga je doen
Je maakt Forms 1. 

Hoe ga je je doel behalen
Maak de teksten. Noteer 10 woorden die je niet kent. Zoek de betekenis op in een WOORDENBOEK (en dus geen translate).

Doel behaald
Wanneer je 10 woorden en de betekenis genoteerd hebt. 


Slide 2 - Slide

Je kunt woorden opzoeken in een woordenboek
Oefening baart kunst
Probeer al in de weken vóór je examen regelmatig te oefenen met het opzoeken van woorden 

Lees de gebruiksaanwijzing
Lees vooral eens de gebruiksaanwijzing door die je aan het begin van het boek vindt. Dat kost je maar weinig tijd, maar levert je veel op: zo raak je namelijk vertrouwd met je woordenboek en voorkom je verrassingen tijdens het examen.

Back to basics
Ga bij het zoeken altijd terug naar de basis. Voor het snelste resultaat zoek in je woordenboek altijd op de basisvorm, dat is de eenvoudigste vorm van het woord. Bijvoorbeeld: vervoegde werkwoordsvormen vind je in het woordenboek onder het hele werkwoord (de infinitief). Woorden in het meervoud vind je in het woordenboek onder het enkelvoud.

Een woord heeft vaak meer dan één betekenis
Let op: een woord kan verschillende betekenissen hebben. Als dat zo is, staan die met de cijfers 1, 2 enzovoort genummerd achter het woord. Om je te helpen staan bij veel woorden ook voorbeeldzinnen, zodat je ziet in welke context een betekenis past.

4.5 Lees ook de kleine lettertjes
In je woordenboek vind je meer dan alleen de juiste betekenis of vertaling. Meteen achter het vetgedrukte trefwoord staat namelijk handige informatie over bijvoorbeeld het juiste lidwoord, of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is, en of de meervoudsvorm op een -s of -n eindigt. Zo voorkom je makkelijk onnodige fouten.

Slide 3 - Slide

Je wil de betekenis van het woord était weten. Waar zoek je in het woordenboek

Slide 4 - Open question

Je wil de betekenis van animaux weten. Waar zoek je?

Slide 5 - Open question

Je kunt gebruik maken van voorkennis
lundi le 31 mai
Wat ga je doen
Quizvragen bij vorige les en deze les
Je maakt Forms 2. 

Hoe ga je je doel behalen
Gebruik bij elke tekst je voorkennis. Kun je voorkennis gebruiken bij de teksten. Maak de teksten. 

Doel behaald
Wanneer je bij de teksten kunt aangeven welke voorkennis je gebruikt hebt. 

Slide 6 - Slide

Je kunt gebruik maken van voorkennis
Voorkennis
Wat weet je al zonder de informatie uit de tekst te halen? 
Heb je erover gehoord of gelezen? 
Welke meningen zijn er over dit onderwerp? 
Heb je zelf een mening over dit onderwerp?

Slide 7 - Slide

Welke voorkennis heb je over grotten

Slide 8 - Mind map

Je begrijpt de Franse vragen bij een leestekst
Mercredi le 2 juin
Wat ga je doen
Je maakt Forms 3. 

Hoe ga je je doel behalen
 Lees de Franse vragen. Kijk goed naar welke woorden je al kent. Zoek eventueel woorden op. 

Doel behaald
Wanneer je de betekenis van de woorden weet. Je moet twee van de drie vragen goed hebben.

Slide 9 - Slide

alinea
om te laten zien
de schrijver
regels
l'auteur
lignes
à montrer
alinéa

Slide 10 - Drag question

Slide 11 - Slide

Je begrijpt de betekenis van de titels van de teksten
Lundi le 7 juin
Wat ga je doen
Oefenen met chapitre 5: vocabulaire F et H.
Je maakt Forms 4. 

Hoe ga je je doel behalen
 Lees de titels van de teksten. Zoek woorden op die je niet begrijpt. Noteer de betekenis van de titels.

Doel behaald
Wanneer je betekenis van de titels van de teksten hebt begrepen. Je moet er minimaal 3 goed hebben. 

Slide 12 - Slide

Je begrijpt de betekenis van de titels van de teksten
Lundi le 7 juin
chapitre 5: vocabulaire F et H, --> F-N
- Oefen in tweetallen
- Oefen samen met Quizlet
- Quizlet.live, in tweetallen

Forms 4: 
- In tweetallen: lees de titels van de teksten. Noteer de betekenis
- Maak de teksten, alleen. Je mag oortjes in. 

Slide 13 - Slide

Je begrijpt de betekenis van de tussentitels van een tekst
Mercredi le 9 juin
Wat ga je doen
Je maakt Forms 5. 

Hoe ga je je doel behalen
 Lees de tussentitels/tussenkopjes van tekst 4 . Zoek woorden op die je niet begrijpt. Noteer de betekenis van de deeltitels.

Doel behaald
Wanneer je betekenis van de deeltitels van de teksten hebt begrepen. Je moet er minimaal 3 goed hebben. 

Slide 14 - Slide

Je begrijpt de betekenis van de tussentitels van een tekst
Mercredi le 9 juin
Herhaling
Oefenen met de getallen
Maak een bingokaart met 12 vakjes. 
Zet er getallen tussen de 60 en 100 in.
Geen dubbele getallen.
We spelen eerst voor de vier hoeken
Daarna - met dezelfde kaart - voor de volle kaart. 

Slide 15 - Slide

Je herkent woorden uit het Engels en weet de betekenis
Lundi le 14 juin
Wat ga je doen
Je maakt Forms 6. 

Hoe ga je je doel behalen
 Zoek in de teksten naar woorden die ook in het Engels gebruikt worden. 

Doel behaald
Wanneer je betekenis van de titels van de teksten hebt begrepen. Je moet er minimaal 3 goed hebben. 

Slide 16 - Slide

Je herkent woorden uit het Engels en weet de betekenis
Lundi le 14 juin
Herhaling
We gaan oefenen met een aantal werkwoorden: faire en mettre.
Dit doen we met Quizlet.
Zelf oefenen
Quizlet live in duo's.

Slide 17 - Slide

Noteer een woord dat zowel in het Frans
als in het Engels gebruikt wordt.

Slide 18 - Mind map

Je kunt signaalwoorden uit een tekst halen
Mercredi le 16 juin
Wat ga je doen
Je maakt Forms 7. 

Hoe ga je je doel behalen
 Van een aantal woorden wordt de betekenis gevraagd. Dit zijn signaalwoorden. Noteer de betekenis van deze woorden

Doel behaald
Wanneer je de betekenis van de signaalwoorden weet. 

Slide 19 - Slide

Je kunt signaalwoorden uit een tekst halen
Om een tekst te begrijpen, zijn signaalwoorden/structuurwoorden belangrijk. 
Dit zijn woorden die zinnen, alinea's, en ideeën binnen een tekst verbinden. 
Ze laten de lezer het verband zien tussen verschillende delen van een tekst. 

Slide 20 - Slide

Bijvoorbeeld
omdat
maar
Bovendien
Mais
car
En plus
par exemple

Slide 21 - Drag question

Je begrijpt het doel van de schrijver aan de lezer
Lundi le 21 juin
Wat ga je doen
Je maakt Forms 8. Je maakt de teksten in Exam.net.

Hoe ga je je doel behalen
 Geef aan bij elke tekst wat het doel van de schrijver aan de lezer is. 

Doel behaald
Wanneer je kunt aangeven wat het doel van de schrijver aan de lezer is.

Slide 22 - Slide

Je begrijpt het doel van de schrijver aan de lezer. 

Slide 23 - Slide

Je herkent signaalwoorden in een tekst
Mercredi le 23 juin
Wat ga je doen
Je maakt Forms 9. 

Hoe ga je je doel behalen
 Haal uit de laatste tekst signaalwoorden. Gebruik hierbij de documenten  in Teams over signaalwoorden. Zorg dat je de betekenis weet van de signaalwoorden. 

Doel behaald
Je moet minimaal 3 signaalwoorden uit de tekst kunnen halen.

Slide 24 - Slide

Je kent de betekenis van de signaalwoorden
21 - 25 juni

Slide 25 - Slide