Kapitel 3: § F+ § G

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

§F+ §G

- kijk- en luisteropdracht: Schule

- herhaling: Uhrzeit, Wochentage, Rangtelwoorden

- Spreekopdracht: Stundenplan (nr.36)

- §G

Huiswerk: nr. 41 (op apart blaadje inleveren)

00:25

Richt je bij het volgende videogedeelte op onderstaande uitspraken. Zijn deze uitspraken richtig of falsch?

• Die Schulen sind überall in Deutschland gleich.
  

• Der höchste Schulabschluss ist das Abitur. 

00:49

Der höchste Schulabschluss ist das Abitur.

1. richtig
2. falsch

01:36

Für mehrere Schülerinnen und Schüler ist Sport ein beliebtes Schulfach.

1. richtig
2. falsch

02:53

Wie ist das Essen in der Mensa?

1. Es ist typisch Deutsch.
2. Es ist typisch für andere Länder.
3. Es ist ganz unterschiedlich.

03:18

Wat is de vertaling van 'das Referat'?

04:23

In hoeveel talen hebben Pia en Nina de zin "ich liebe dich" verzameld?

04:24

In hoeveel talen hebben Johannes en David de zin "ich liebe dich" verzameld?

03:18

Was macht Pia heute im Informatik-Unterricht?

1. Sie hält ein Referat.
2. Sie schreibt einen Test.

00:49

Die Schulen sind überall in Deutschland gleich.

1. richtig
2. falsch

00:25

Wat is het thema van deze aflevering?

Uhrzeiten

Wie spät ist es?

0

Even oefenen:

Viertel vor elf

Viertel vor acht

Viertel nach drei

Viertel nach fünf

halb elf

Viertel vor fünf

Wie spät ist es?

1. Es ist fünf nach zwei.
2. Es ist fünf Uhr.
3. Es ist Viertel vor zwei.

Wie spät ist es?

1. Es ist neun Uhr .
2. Es ist fünf vor halb zehn.
3. Es ist halb eins.

Wie spät ist es?

1. Es ist sieben Uhr.
2. Es ist halb sechs.
3. Es ist Viertel nach zehn.

Wie spät ist es?

1. Es ist neun Uhr.
2. Es ist halb fünf .
3. Es ist Viertel vor neun.

Wie spät ist es?
Es ist ....

Wie spät ist es?

Wie spät ist es?

Wie spät ist es?

Wie spät ist es?

Wie spät ist es?

Wochentage

Even oefenen:
sleep de juiste dagen bij elkaar!

Maandag

Dinsdag

Woensdag

Donderdag

Vrijdag

Zaterdag

Zondag

Montag

Dienstag

Mittwoch

Donnerstag

Freitag

Samstag

Sonntag

op vrijdag

op woensdag

op maandag

Rangtelwoorden

Rangtelwoorden als je ze niet voluit hoeft te schrijven: 

1e

2e

3e

1.

2.

3.

In het Duits gebruik je een punt!! om aan te geven dat het om een rangtelwoord gaat. 

Sleep het telwoordje naar het het juiste vlak.

Wijkt af 

Getal + te

erste

zweite

dritte

vierte

fünfte

sechste

siebte

achte

neunte

zehnte

Maak een rangtelwoord:
9

Maak een rangtelwoord:
29

Match de schoolvakken

Deutsch

Niederländisch

Englisch

Mathe

Physik

Chemie

Biologie

Erdkunde

Geschichte

Musik

Kunst

Sport

Vul je lesrooster in.

Maak eerst opdracht nr. 36 (blz. 88) alléén.

a) Iedereen verzint een lesrooster met 10 verschillende vakken.

b) De ander stelt vragen over je rooster en vult "jouw" rooster in het onderste (lege) rooster in.

Spreekopdracht nr. 36

b) De ander stelt vragen over je rooster en vult "jouw" rooster in het onderste (lege) rooster in.

§ G

Maak §G op bladzijde 90/91

opdracht nr. 38 t/m 40 (nr. 41 op apart blaadje)

Werk je thuis? Maak § G online

Huiswerk: nr. 41 op apart blaadje (volgende les inleveren)

Huiswerk: Maak nr. 41 op apart blaadje en lever volgende les in.