Les 3 - Onderdeel 3 en 4 Rekenen met tabellen I en II

Les 3
Onderdeel 3 en 4: Rekenen met tabellen I en II
Leerdoel: 
  1. Informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen analyseren en interpreteren . 
  2. Informatie uit tabellen gebruiken bij het oplossen van problemen 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 3
Onderdeel 3 en 4: Rekenen met tabellen I en II
Leerdoel: 
  1. Informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen analyseren en interpreteren . 
  2. Informatie uit tabellen gebruiken bij het oplossen van problemen 

Slide 1 - Slide

Planning
  • Camera en rekenmachine check
  • Huiswerk voor komende les
  • Verbanden 3F Les 3 en 4 oefenen

Slide 2 - Slide

Huiswerk voor komende les
Maak de oefeningen van les 3 en 4 uit het onderwerp "Verbanden" op niveau 3F

Slide 3 - Slide

Jullie en tabellen

Slide 4 - Slide

Login op Malmberg
Open Verbanden 3F -->  les 3 

Slide 5 - Slide

Opgave 3 B: Vergelijk het aantal personen dat verhuisde tussen gemeenten in 2011 en 2012.
  1. Is het aantal personen in 2012 afgenomen of toegenomen?
  2. Met hoeveel personen?
  3. Hoeveel procent is dat?   

timer
2:30

Slide 6 - Slide

Berekeningen vraag 3B
  1. Tussen gemeenten in 2012 - tussen gemeenten 2011 = antwoord op de vraag of het is toegenomen of afgenomen
  2. Hoeveel = 2012 - 2011 = 609.859-593.721 = 16.138 personen = toegenomen
  3. Aantal % = (nieuw-oud)/oud*100 = (609.859-593.721)/593.721*100 = 2.7%

Slide 7 - Slide

Opgave 4A: Kijk in de tabel en reken uit.
  1. Hoeveel personen zijn in 2000 in gezinsverband binnen een gemeente verhuisd? 
  2. Vergelijk het aantal personen dat in gezinsverband verhuisde binnen gemeenten in 1990 en in 2000. Is het aantal in 2000 afgenomen of toegenomen? 
  3. Met hoeveel personen?
  4. Hoeveel procent is dat? Ruim  

timer
2:30

Slide 8 - Slide

Berekeningen vraag 4A
  1. Kijk in de tabel bij "Totaal personen in gezinsverband" in het jaar 2000 = 470.479 
  2. Hoeveel = 2000 - 1990 = toegenomen of afgenomen
  3. 470.479-507.171 = -36.692 personen = afgenomen
  4. Aantal % = (nieuw-oud)/oud*100 = (470.479-507.171)/507.171*100=-7.2% = afname van ruim 7%

Slide 9 - Slide

Opgave 6: Met zonnepanelen op je dak kun je zelf schone energie opwekken. Als je zonnepanelen koopt, krijg je een actiekorting en subsidie. In de tabel zie je de prijzen van de zonnepanelen.
Vul de kolom van 12 panelen in.
timer
2:00

Slide 10 - Open question

Opgave 8B: Reken uit met de tabel.
  1. Hoeveel procent van de bevolking van Delft in 2014 is vrouw? Rond af op een heel getal.
  2. Er zijn meer mannen dan vrouwen in Delft. Hoeveel mannen zijn er meer in 2013?
  3. Bevolkingsdichtheid is het aantal mensen per vierkante kilometer (km2). De oppervlakte van Delft is 24,06 km2. Wat is de bevolkingsdichtheid van Delft in 2015? Rond af op een heel getal.
timer
5:00

Slide 11 - Slide

Berekeningen vraag 8B
  1.  Hoeveel procent van de bevolking van Delft in 2014 is vrouw? Rond af op een heel getal = 46.656 vrouwen /100.061 aantal mensen * 100 = 46.6% = 47%
  2. Er zijn meer mannen dan vrouwen in Delft. Hoeveel mannen zijn er meer in 2013? = 52.646 mannen - 46.462 vrouwen = 6.184 mannen meer.
  3. Bevolkingsdichtheid is het aantal mensen per vierkante kilometer (km2). De oppervlakte van Delft is 24,06 km2. Wat is de bevolkingsdichtheid van Delft in 2015? Rond af op een heel getal = 101.044 (aantal mensen in 2015) /24.06 km2 = 4199.6 = 4200 mensen per km2

Slide 12 - Slide

Login op Malmberg
Open Verbanden 3F -->  les 4 

Slide 13 - Slide

Opgave 2: Yvo heeft € 250,00 en wil zo veel mogelijk zloty opnemen. Hij kan alleen biljetten van 10 opnemen.
Hoeveel zloty kan Yvo maximaal opnemen?
timer
2:00

Slide 14 - Open question

Opgave 3B: Reken uit met de tabel.
Claartje verstuurt 7 kaarten. Er gaan 3 kaarten naar adressen in Spanje, de andere kaarten gaan naar adressen in Nederland. Verder verstuurt ze 4 pakketjes met gelijk gewicht naar Frankrijk. De kaarten wegen 16 gram. Claartje betaalt € 33,71 aan portokosten.
Welk gewicht hebben de pakketjes?
timer
2:00

Slide 15 - Open question

Opgave 4B: Wanneer ben je voordeliger uit met een dagkaart?
  1. In Den Bosch: als je langer blijft dan:
  2. In Rotterdam: als je langer blijft dan: 
timer
3:00

Slide 16 - Slide

Berekeningen vraag 4B
In Den Bosch: als je langer blijft dan:
6 uur en 40 minuten.
Dagkaart = €20, kosten per uur = 3 * €1 = €3
€20/€3 = 6 uur = €18
Restant = €2 = 2 * 20 minuten = 40 minuten
In Rotterdam: als je langer blijft dan: 
€25 (dagkaart) / €5 ( = 90 minuten) = 5 
= 90*5 = 450 minuten 
= 460 / 60 = 7.5 uur

Slide 17 - Slide

Opgave 8: Hoeveel procent korting krijg je als de keuken in 3 termijnen betaalt?
timer
2:00

Slide 18 - Open question