Les 3. nwg en wwg

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Politie Antwerpen vindt chocoladerepen.
vindt = zelfstandig werkwoord 

Fans (zijn) niet enthousiast  
(zijn) = weggelaten koppelwerkwoord

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Koppelwerkwoord? 
Een koppelwerkwoord draagt GEEN betekenis op zichzelf 
Het drukt een eigenschap/toestand uit. 

Fans / zijn / niet enthousiast

'Zijn' koppelt 'fans' aan 'niet enthousiast'

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Er bestaan 6 koppelwerkwoorden
= ZWOBBELS


Slide 6 - Slide

De medeklinkers in het woord ZWOBBELS (onderstreept) zijn de eerste letter van het werkwoord 
Jullie kennen al twee ZWOBBELS werkwoorden (NWG)

Welke twee? 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

ZWOBBELS 
=
Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

ZWOBBELS= een vorm van 'zijn'
"Hij schijnt/lijkt/blijkt geweldig (te zijn)."
= Hij is geweldig, maar ik ben niet zeker. 

"Hij blijft ziek." 
= Hij is ziek aan het zijn 
= Hij is al heel de tijd ziek 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

ZWoBBeLS
'baloefening'

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Het naamwoordelijk deel   
Het meisje / is / mooi 
Mooi = naamwoordelijk deel 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Wat is een naamwoordelijk deel? (NWD)
Het NWD is een aanvulling op het onderwerp 

De fans / zijn  / niet enthousiast 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Bij NWG zinnen 
Is het hoofdwerkwoord een koppelwerkwoord (ZWOBBELS)? 
Dan is er ALTIJD een naamwoordelijk deel. 
Zonder naamwoordelijk deel is de zin niet volledig 

De fans zijn .... (wat)? 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Welk woord in de zin zegt iets meer over het onderwerp? (NWD)
1. De leraar lijkt moe na een lange dag lesgeven. 
CONTROLEVRAAG: Wat lijkt de leraar?  

2. Het huis is warm in de winter. 
CONTROLEVRAAG: Wat is het huis?  

3. Hij blijft optimistisch ondanks de tegenslagen. 
CONTROLEVRAAG: Wat blijft hij?  

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1: werkblaadje
NWD
(3 min) 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Controlevraag: Baloefening

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Werkwoordsvormen bij NWG


De fans
zijn niet enthousiast.
De zin staat in de tegenwoordige tijd. 
Maar het WWG kan ook in het verleden of de toekomst staan. 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Benoem de onderdelen van NWG
De film is een succes                                                                 = 

De film is altijd succesvol geweest                                     = 

De film zal een kaskraker blijven                                          = 

Nieuwe films zouden even geliefd kunnen worden    = 

Kader op p. 129 in het handboek

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2: werkblaadje

(4 min) 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Controlevraag: Baloefening

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Hij roept naar de voetbaltrainer. (WWG)

De zin staat in de tegenwoordige tijd. 
Maar het WWG kan ook in het verleden of de toekomst staan. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions