Talent Poëzie 1.2 t/m 4.2 (jaar 2) - klas 2 en klas 3

Poëzie
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 26 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Poëzie

Slide 1 - Slide

Het gedicht: introductie in de kenmerken en interpretatie

Hoofdstuk 1.2 t/m 4.2 Talent havo/vwo2 en hoofdstuk 1.2 Talent vwo/gym3.

Bijhorende opdracht: zoek vooraf een middellang gedicht dat je mooi vindt en interpreteer deze.

Slide 2 - Slide

Waar denk je aan
bij het woord "gedicht"

Slide 3 - Mind map

Leerdoelen les 1 en les 2
Les 1:
  • Je kunt uitleggen wat eindrijm is; 
  • Je kent de verschillende rijmschema’s; 
  • Je weet wat enjambement is.
Les 2:
  • Je kunt uitleggen wat alliteratie/assonantie zijn;
  • Je kunt uitleggen wat beeldspraak is;
  • Je weet hoe je een gedicht kunt interpreteren.

Slide 4 - Slide

Les 1

  • Je kunt uitleggen wat eindrijm is; 
  • Je kent de verschillende rijmschema’s; 
  • Je weet wat enjambement is.


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Eindrijm
Woorden aan het einde van de regel hebben dezelfde klank. 

 Kijk maar naar het gedicht hiernaast:

Slide 10 - Slide

Rijmschema
Van het eindrijm kun je een rijmschema maken. 
• Je geeft elke rijmklank een nieuwe letter.
De klank in de eerste regel a, de volgende klank b, etc.

Nu volgen er wat voorbeelden van rijmschema's.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Enjambement
Enjambement betekent dat een versregel op een opvallend punt in de zin afgebroken wordt. 

Hierdoor:

> krijgt het laatste woord van de regel of het eerste woord van de volgende regel nadruk.

> maak je alle regels ongeveer even lang

> kies je bewust voor het weglaten van eindrijm 

Waar zit het enjambement in dit gedicht?

Slide 16 - Slide

Les 2

  • Je kunt uitleggen wat alliteratie/assonantie zijn;
  • Je kent drie vormen van beeldspraak;
  • Je weet hoe je een gedicht kunt interpreteren.

Opdracht met eigen gedicht.

Slide 17 - Slide

Alliteratie en assonantie
Alliteratie is medeklinkerrijm.
De woorden in een zin beginnen dan met dezelfde medeklinker.
's Zomers stinken alle steden.

Assonantie is klinkerrijm.
De beklemtoonde klinkers in een gedicht zijn dan gelijk.
En dan je hart, je jonge hart...




Slide 18 - Slide

Alliteratie en assonantie
Door alliteratie of assonantie te gebruiken,
kun je een gevoel of sfeer overbrengen.

a / aa > vreugde of juist angst
u / uu > twijfel
oo / oe > verdriet of juist liefde/passie
o > schrik
Welke emoties ervaar jij bij klinkers?


Slide 19 - Slide

Alliteratie en assonantie
Zoek de (mede)klinkerrijm in deze gedichten:

Slide 20 - Slide

Beeldspraak (stijlfiguur)

Beeldspraak is een vorm van figuurlijk taalgebruik: iets wordt vergeleken met een beeld of vervangen door een beeld.

Het wordt ook wel een stijlfiguur genoemd.
Stijlfiguren zijn een soort 'taaltrucjes' die
een schrijver toepast om zijn stuk levendiger te maken. 



Slide 21 - Slide

Beeldspraak 

Er zijn meer soorten beeldspraak, vandaag leer je deze drie:

• Een vergelijking: de dichter gebruikt een beeld voor wat hij bedoelt.
Het beeld en datgene waarnaar hij verwijst, worden genoemd.
In zo’n vergelijking wordt vaak het woordje ‘als’ gebruikt, maar niet altijd.


Mijn ogen hangen als vliegen om je heen - Fetze Pijlman
Ik was zo’n steentje in jouw schoen - Erik van Os







Slide 22 - Slide

Beeldspraak 

• Een metafoor: de dichter gebruikt een beeld voor wat hij bedoelt.
Het beeld wordt genoemd, maar de lezer moet zelf uit de context halen
waar het beeld naar verwijst.

Voordat ze uitkomt
wil ik even met haar praten;
hoe de bijen gaan gonzen
als ze mooi geworden is (…)
(Merik van der Torren)

Wie of wat is in jouw ogen "ze" in dit gedicht ?







Slide 23 - Slide

Beeldspraak 

• Personificatie: 
Een personificatie is een vorm van beeldspraak waarbij levenloze dingen/zaken/begrippen,
niet-menselijke eigenschappen krijgen


De winter strooit zijn eerste vlokken uit.
De bomen wiegen in de wind, het koren danst.
Het avondlicht danst op de golven.

Op welke manier zit er personificatie in bovenstaande zinnen?







Slide 24 - Slide

Interpreteren
Gedichten kun je interpreteren. Dat wil zeggen dat je betekenis geeft aan wat je leest. 
Je probeert ook te ontdekken wat de dichter met zijn woorden,
beelden en vorm wil overbrengen.

1. Je legt verbanden tussen woorden en regels in een strofe en tussen de strofes onderling; 
2. Je vertelt wat het effect is van de opbouw (strofes, rijmschema) en beeldspraak; 
3. Kijk ook naar het effect van enjambement, assonantie en alliteratie (als dat in het gedicht zit)

GA NU MET JE EIGEN GEDICHT AAN DE SLAG








Slide 25 - Slide

Opdracht









Pak je zelfgekozen gedicht erbij.
Poëzie-interpretatie

1. hoeveel strofes heeft je gedicht? hoeveel regels per strofe?
2. heeft je gedicht een rijmschema, zo ja welke?
3. zit er enjambement in je gedicht? Waar? Welke woorden krijgen nadruk?
4. Zit er alliteratie of assonantie in je gedicht? Geef voorbeelden.
5. Zit er beeldspraak in je gedicht? Welke en hoe?

Welk effect hebben bovenstaande kenmerken op de betekenis van het gedicht?


Slide 26 - Slide