H3b 27-10-2021, start hfst 2 ontleden, les 1

Herzlich Willkommen






beim Deutschunterricht
1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herzlich Willkommen






beim Deutschunterricht

Slide 1 - Slide

Regeln in der Klasse
  • Luister naar elkaar! Als er iemand praat, is de rest stil.
  • Geen mobiele telefoon
  • Respect voor elkaar, geen gescheld/geduw
  • Altijd laptop meenemen
  • Tas, naast jou op de grond
  • Voeten op de grond
timer
2:00

Slide 2 - Slide

der Anfang
  • Je maakt kennis met de onderwerpen in hoofdstuk 2
  • Je leert zinsdelen in een Duitse zin herkennen:
    onderwerp, persoonsvorm en gezegde en lijdend voorwerp.

Slide 3 - Slide

Was machen wir heute?
  • Bekijken belangrijkste onderdelen in het boek.
  • Uitleg over 1e naamval en 4de naamval.
  • Oefenen met ontleden van zinnen.

Slide 4 - Slide

Ontleden?
Verschil NL -D

Naamvallen, 1e, 3de, 4de




Slide 5 - Slide

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de eerste naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 6 - Quiz

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de vierde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 7 - Quiz

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de derde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

Slide 10 - Slide

Beispiel
                                                               Ich liebe dich
liebe = persoonsvorm = pv
Ich = onderwerp = o+1
dich = lijdend voorwerp = lv+4

Ich liebe dich
O+1  pv     lv+4


Slide 11 - Slide

Was ist ein Personalpronomen?
A
een werkwoord
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
een persoonlijk voornaamwoord
D
een bezittelijk voornaamwoord

Slide 12 - Quiz

Welke zijn de persoonlijk voornaamwoorden in het Duits?
(in de 1. Naamval)
A
ich, du, er, sie, es, wir ihr, sie/Sie
B
mein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr/Ihr
C
der, die, das, die
D
bin, bist, ist, sind, seid, sind

Slide 13 - Quiz

Bij welk persoonlijk voornaamwoord past dit vervoegde werkwoord:
.......... wohnen
A
wir
B
es
C
sie/Sie
D
ich

Slide 14 - Quiz

Ich komme dann nachmittags zu ihr.

ihr kun je vervangen door:

A
dem Jungen
B
den Trainer
C
der Oma
D
die Kinder

Slide 15 - Quiz

Vul de juiste vorm van het persoonlijk voornaamwoord in
Ich kaufe …….. (voor hem) ein T-Shirt.
A
er
B
ihn
C
ihm

Slide 16 - Quiz

Welk persoonlijk voornaamwoord is goed:
Sie kann ihn/er nicht leiden.
A
ihn
B
er

Slide 17 - Quiz

Das Kind fährt ein Fahrrad.

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je
"das Kind" vervangen?
A
er
B
sie
C
es
D

Slide 18 - Quiz

In de zin:
'Ich schicke dir einen Brief'
is het woordje 'dir' :
A
bezittelijk voornaamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
lidwoord

Slide 19 - Quiz

De persoonlijke voornaamwoorden in de 1e en 4e nv ......
A
Dat kan ik: makkie!
B
Daar kom ik wel uit
C
Dat vind ik lastig, ik ga oefenen
D
Nee, daar heb ik hulp bij nodig

Slide 20 - Quiz

Was habt ihr gelernt?
  • Je kunt in een zin de 1e en de 4de naamval bepalen. 

Slide 21 - Slide

Afsluiting
Habt ihr noch Fragen?


Als de timer loopt, kunnen jullie inpakken.

timer
1:00

Slide 22 - Slide

Bis zum nächsten Mal

Slide 23 - Slide