6.1 Ontstaan en verloop van de Koude Oorlog

• Geschiedenis
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

6.1 Ontstaan Koude Oorlog

10 minuten

Maak de opdrachten van de introductie
(pagina 180/181)

Klaar? Lees de stukjes 'tegenstellingen tussen Oost en West & twee Duitse staten' van paragraaf 6.1

Leerdoelen

1. Je kunt uitleggen waardoor en hoe de tegenstellingen tussen Oost en West ontstonden.
2. Je kunt uitleggen waarom er twee Duitse staten ontstonden.

Tegenstelling Oost/West

•  Koude Oorlog
•  Wantrouwen door ideologische verschillen
  
  
• VS: democratie/kapitalisme
• SU: dictatuur/communisme

Oostblok

•  Stalin bracht in zijn invloedssfeer communistische dictators aan de macht: sateliet staten
  
•  Er kwam een grens: IJzeren Gordijn 

Luchtbrug

Verdeeld Duitsland

In welke krant? 

Twee Duitse staten

- 1948: Blokkade van Berlijn

- Amerikanen bedenken plan: Luchtbrug

- 1949: einde blokkade

- Stichting Bondsrepubliek Duitsland (BRD) Westblok

- Duitse Democratische Republiek (DDR) Oostblok

6.1 Ontstaan Koude Oorlog

Leerdoelen

1. Je kan manieren noemen waarop het Westen de verspreiding van het communisme tegen wilde gaan. 

Communisme indammen

- Truman: ''communisten willen de wereld overnemen!''

- Containment =  indammen van het communisme waar ook ter wereld.

Communisme indammen

- Economisch: Marshallplan

- Militair: Oprichting NAVO

schooltv.nl

Koude Oorlog

Vanaf 2014. Conclusie?

Maken 

Opdracht 1 , 2 en 3 van paragraaf 6.1

Samen nakijken

6.1 Ontstaan Koude Oorlog

Herhaling

1. Wat is een verschil tussen het kapitalisme en communisme?
2. Wat was de Blokkade van Berlijn?
3. Wat deed de VS?
4. Wat was de containment?
5. Geef een militair en een economisch voorbeeld van containment.

Spanning en ontspanning

Stalin sterft in 1953:
minder spanning

President Chroetsjov

1961: Bouw Berlijnse Muur

Wapenwedloop

Toename kernwapens

Afschrikking en balans: de vijand bang maken

Cubacrisis 

1962: Sovjet-Unie plaatst raketten op Cuba

President Kennedy en Chroesjtsjov krijgen allebei een beetje gelijk.

Maken

Opdracht 7 tot en met 10 van paragraaf 2.3 
(op pagina 186/187)

Klaar? Maak begrippen opdracht en herhaling van paragraaf 6.1
(op pagina 198/199)