11.4 De iris en de ooglens

10.4 De iris en ooglens
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

10.4 De iris en ooglens

Slide 1 - Slide

sleep de namen naar de juiste nummers 
onderdelen oog 



1
5
7
9
iris
blinde vlek
netvlies
vaatvlies
hoornvlies
gele vlek
pupil

Slide 2 - Drag question

Wat is de blinde vlek?
A
De plek in het oog waar de meeste kegeltjes zitten
B
De plek in het oog waar de meeste staafjes zitten
C
De plek waar de oogzenuw naar de hersenen gaat
D
Alles wat je niet kan zien in het universum

Slide 3 - Quiz

Leerdoelen

10.4.1 Je kunt beschrijven hoe de pupilreflex de grootte van de pupil regelt.
10.4.2 Je kunt beschrijven hoe op het netvlies een scherp beeld ontstaat.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

Hoe werken je ogen
Als je ergens naar kijkt focus je met je ogen.
Het beeld wat je ziet komt omgedraaid binnen op je netvlies
De hersenen draaien dit beeld om zodat je het rechtop ziet

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Pupilreflex
Kringspieren (lopen in een kring)
Als deze samentrekken wordt je pupil
 kleiner: minder licht in het oog
 & Straalsgewijs lopende spieren
 (lengte spieren)
Als deze samentrekken wordt je pupil groter
: meer licht in het oog


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Scherp zien
De lichtstralen die je ogen binnenvallen worden afgebroken door de lens, de lens kan boller of platter worden.
Accommoderen= het aanpassen van de vorm van de ooglens

Slide 11 - Slide

Iris
Hoornvlies
Pupil
Oogzenuw
Netvlies
Lens
Beschermlaagje van het oog
Geeft 'kleur' aan het oog
Verstuurt impulsen naar het CZS
Accommoderen
Zet prikkels om in impulsen
Regelt de lichtinval in het oog

Slide 12 - Drag question

Waardoor kun je scherp zien?
A
Doordat er een beeld op het netvlies ontstaat.
B
Doordat de vorm van het netvlies verandert.
C
Doordat de bolvorm van de ooglens verandert.
D
Doordat het beeld op het netvlies wordt omgedraaid.

Slide 13 - Quiz

Dichtbij scherp zien = lens A of lens B?
want de lens is ........
en de lensbandjes zijn .....

A
Lens B lens is plat lensbandjes zijn strak
B
Lens A lens is plat lensbandjes zijn slap
C
Lens A lens is bol lensbandjes zijn slap
D
Lens B lens is bol lensbandjes zijn strak

Slide 14 - Quiz

11.4
opdracht 1, 2, 3 in werkboek
opdracht 5, 7 online

Slide 15 - Slide