Kapitel 8 Grammatik B

Kapitel 8 Grammatik B
Werkwoorden sollen, wollen, mögen und möchten
1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Kapitel 8 Grammatik B
Werkwoorden sollen, wollen, mögen und möchten

Slide 1 - Slide

Seite 98
Hier vind je de theorie.

Voor de nieuwe uitleg eerst een check of je de vertalingen van de werkwoorden weet

Slide 2 - Slide

willen (wens)
kunnen
leuk vinden, lusten
willen
weten
mogen
moeten (wil van een ander)
moeten (het kan niet anders)
wollen
möchten
mögen
sollen
wissen
müssen
dürfen
können

Slide 3 - Drag question

Vorige keer
- Werkwoorden krijgen een andere klinker in de stam
- de ich en de er/sie/es vorm zijn gelijk aan elkaar
- geen Umlaut in het enkelvoud
- uitzondering: wissen

Slide 4 - Slide

Wollen en mögen
ich
will
mag
du
willst
magst
er/sie/es
will
mag
wir
wollen
mögen
ihr
wollt
mögt
Sie/sie
wollen
mögen

Slide 5 - Slide

Uitzondering: sollen en möchten
ich
soll
möchte
du
sollst
möchtest
er/sie/es
soll
möchte
wir
sollen
möchten
ihr 
sollt
möchtet
Sie/sie
sollen
möchten

Slide 6 - Slide

Let op:
müssen en sollen betekenen beide moeten
müssen - iets kan niet anders, bijvoorbeeld "Ik moet naar het toilet"
sollen - het is een wil van een ander "De directeur heeft gezegd dat ik mij bij hem moet melden"

Slide 7 - Slide

en nog eens let op:
wollen en möchten betekend beide willen
wollen - als je niet wilt
möchten - gebruik je als je wilt zeggen "zou graag willen"
möchten is de nette manier om aan te geven dat je iets wilt

Slide 8 - Slide

nu zelf aan de slag
je krijgt een aantal open vragen waarin je zelf de juiste vorm van het werkwoord moet typen. Daarna maak je nog de opdrachten in de licentie.

Slide 9 - Slide

ich ... (zou graag willen)

Slide 10 - Open question

ihr ... (leuk vinden)

Slide 11 - Open question

du .... (willen) das gerne

Slide 12 - Open question

wir .... (moeten) uns wehren, sagt unsere Mutter

Slide 13 - Open question

Sie ... (moeten) auf die Toillette gehen

Slide 14 - Open question

er ... (kunnen)

Slide 15 - Open question

du ... (weten) die Antwort

Slide 16 - Open question

sie (ev)... (mogen) bis 20 Uhr bleiben

Slide 17 - Open question

Einde van de Lesson up
Succes met het maken van het huiswerk!

Slide 18 - Slide