Unit 5 - Sports

MAVO 1 F
Welcome

Boek op tafel
telefoon in je tas
1 / 49
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

MAVO 1 F
Welcome

Boek op tafel
telefoon in je tas

Slide 1 - Slide

Grammar revision:
past simple
could / couldn't
plural
vocabulary
translation
 game

Slide 2 - Slide

Aan het eind van de les kunnen leerlingen:
  • hun gebruik van could/ couldn't, meervouden, verleden tijd opfrissen
  • zinnen met de verledentijd maken.
  • nieuwe woorden leren

Slide 3 - Slide

Unit 5 - Sports

Slide 4 - Slide

Introduction
Reasons
p.47

Samenwerken 
timer
5:00

Slide 5 - Slide

Lesson 1
Opdracht 1
p. 49
timer
5:00

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Reading
lees            Ultimate Frisbee
p. 50 - 51

Beantwoord opdracht 5&6
p. 52-53

before reading: ex 4, p.52


timer
15:00

Slide 8 - Slide

Opdracht 7 & 9

p. 53-54

Slide 9 - Slide

Past simple
  • Als iets in het verleden gebeurd is, gebruik je vaak de past simple.
  • Net als in het Nederlands zet je het werkwoord in de verleden tijd.

Slide 10 - Slide

To be (past simple)
bevestegend zinnen  
I              was
You            were
He/she/it            was
We            were
They             were 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Grammar: To be (past simple)
Opdracht 10
p. 54
timer
7:00

Slide 13 - Slide

Grammar: To be
Opdracht 11
p. 55

The Maze
Zinnen maken met de verleden tijd van "to be"
timer
10:00

Slide 14 - Slide

Grammar: Past simple
Opdracht 12
p. 56


Klaar! ga naar opdracht 14
p. 58

Slide 15 - Slide

Reading
Lees: On The Bulletin Board
(een prikbord)
(een mededelingenbord)

beantwoord opdracht 19

Slide 16 - Slide

Writting
Get started: opdracht 17 & 18
p.60

Slide 17 - Slide

Grammar
Opdracht 20 t/m 25
p. 62 - 65

Slide 18 - Slide

Phrases
Opdracht 26, 27
p. 66 - 67
timer
10:00

Slide 19 - Slide

Listening and Watching

Get Started
Opdracht 31
p. 70
Class activity
Discussion

Slide 20 - Slide

Choose & Fill in
Opdracht 36 - 37
p. 72-73

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Is the sentence in the past simple (verleden tijd) or present simple (tegenwoordige tijd)?

He invented a new kind of sport shoe

Slide 23 - Open question

Is the sentence in the past simple (verleden tijd) or present simple (tegenwoordige tijd)?

Tim never scores a goal

Slide 24 - Open question

Is the sentence in the past simple (verleden tijd) or present simple (tegenwoordige tijd)?

Did you arrive early this morning?

Slide 25 - Open question

Is the sentence in the past simple (verleden tijd) or present simple (tegenwoordige tijd)?

He greeted his grandmother with a kiss.

Slide 26 - Open question

Is the sentence in the past simple (verleden tijd) or present simple (tegenwoordige tijd)?

Every Saturday I run about five kilometres

Slide 27 - Open question

Is the sentence in the past simple (verleden tijd) or present simple (tegenwoordige tijd)?

Carol passed the ball to Hannah.

Slide 28 - Open question

Finish the sentences with the verb in brackets (use the past simple). Write out the full sentence.

Yesterday I ........................(decide) to join the rowing team.

Slide 29 - Open question

Finish the sentences with the verb in brackets (use the past simple). Write out the full sentence.

I ................(play) in defence.

Slide 30 - Open question

Waarmee begint een vraag met het werkwoord 'to be' in de verleden tijd altijd?
-- met did
-- met was / were

Slide 31 - Open question

Fill in the correct answer ( was / were)

My brother finished first. He ............very proud.

Slide 32 - Open question

Fill in the correct answer ( was / were)

John and Peggy .............excited about the match.

Slide 33 - Open question

Fill in the correct answer ( was / were)

The weather ...........very bad.

Slide 34 - Open question

Fill in the correct answer ( was / were)

We .............wrong.

Slide 35 - Open question

Listening and Watching
Opdracht 34, 35, 38, 39, 41

p. 72, 73, 74, 75

Slide 36 - Slide

Grammar: Adverbs / bijwoorden - p. 80
Wat is een bijwoord? een woord dat een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord beschrijft
De meeste geven aan hoe vaak iets gebeurt
Bijwoorden zijn woorden zoals always / never / usually / often.

Slide 37 - Slide

Function of Adverbs

Slide 38 - Slide

Place of Adverb / Bijwoorden staan:
  • vóór het hoofdwerkwoord:
The badminton team always meets at 12.30.
I never sing in public.
She often says nice things to Dan.
  • na am / are / is / was / were:
There's always something to see.
It is often boring.
We're usually busy on Wednesdays.

Slide 39 - Slide

Lesson 4: Speaking
Get started
Sports
Opdracht 43
p. 77
Class discussion

Slide 40 - Slide

Find out
The Rules
p. 78
opdracht 44
p. 79

Slide 41 - Slide

Listening
Exercise 44

Class activity

Slide 42 - Slide

Fill in
Opdracht 45
p. 79

Slide 43 - Slide

Puzzle
Opdracht 46
p. 80

Samenwerken 

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

James' or James's ball

Slide 46 - Slide

Grammar: 'S or 'S
Opdracht 50
p. 81

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Summary

Slide 49 - Slide