This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
What are we going to do?
Uitleg over leesstrategieen
Oefenen met leesstrategieen
Slide 2 - Slide
Aan het einde van de les:
Aan het einde van de les weet je welke leesstrategieën er zijn.
Aan het eind van de les begrijp je wanneer je welke leesstrategie moet gebruiken.
Aan het eind van de les kun je de leesstrategieën gebruiken.
Slide 3 - Slide
Manieren van lezen - wat weet je al?
Slide 4 - Mind map
Lees je een stripverhaal op dezelfde manier als de handleiding van een IKEA kast?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quiz
Is het handig om tijdens een leestoets bij iedere vraag de hele tekst te lezen?
A
Ja
B
Nee
Slide 6 - Quiz
Wat doe je als eerste bij een leestoets?
A
De tekst lezen
B
De tekst bekijken (titel, plaatje enz.)
C
De opdracht lezen
Slide 7 - Quiz
Leesstrategieen
Dit zijn verschillende manieren hoe je een tekst leest.
Je gebruikt niet dezelfde leesstrategie bij iedere tekst/vraag.
Slide 8 - Slide
Verkennend lezen
Je kijkt naar de de titel, tussenkopjes en plaatjes
Je weet dan al iets van de tekst zonder echt te lezen
Dit doe je eigenlijk al bij iedere tekst
Activeert je voorkennis over het onderwerp
Slide 9 - Slide
Zoekend lezen
Je kijkt of de tekst antwoord heeft op jou vragen
Wordt ook wel 'scannen' genoemd
bijv: How old is Nicky?
Slide 10 - Slide
Intensief lezen
Je leest de hele tekst zodat je ongeveer weet wat er staat.
Je gebruikt dit als je bijvoorbeeld een samenvatting van de tekst moet maken.
Slide 11 - Slide
Studerend lezen
Je wilt heel precies weten waar de tekst over gaat.
Dit gebruik je bijvoorbeeld als je een IKEA kast in elkaar wil zetten.
Slide 12 - Slide
Leesstrategieën
How do you know which one to use?
lees eerst de vraag
bepaal wat voor soort informatie je nodig hebt en waar in de tekst je het kunt vinden.
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Zoekend lezen
Slide 16 - Slide
Lees onderstaande leessituaties. Welke leesstrategie pas je toe?
Situatie 1:
Om 07.00 uur valt de krant door de brievenbus. Voordat je naar school gaat, wil je snel weten wat het belangrijkste nieuws is.
Situatie 2:
Voor biologie moet je een werkstuk maken over klimaatverandering. Je hebt op een internet een tekst gevonden over het klimaat. Je wilt weten of je de tekst kunt gebruiken.
Situatie 3:
Je hebt morgen een toets over politieke besluitvormingen. Je leest de tekst in je boek maatschappijleer.
Situatie 4:
Je wilt een pretpark bezoeken en bent benieuwd naar de prijzen. Je bezoek de website van het pretpark.
Orienterend lezen
Precies lezen
Zoekend lezen
Kritisch lezen
Slide 17 - Drag question
Meerkeuzevragen
Kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver etc.
Wat weet je al van het onderwerp?
Bekijk de vragen die bij de tekst horen.
Skim and scan de tekst.
Probeer lastige woorden te begrijpen via de context.
Lees de vraag en de bijbehorende alinea.
Slide 18 - Slide
Meerkeuzevragen
Let op de eerste en laatste zin van de alinea. ( vaak de hoofdgedachte).
Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc.
Wat is je eigen antwoord?
Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt.
Onderstreep het gedeelte dat overeenkomt met jouw gekozen antwoord.
Komt het onderstreepte tekstgedeelte overeen met je antwoord?
7. Als je het antwoord niet weet. Streep foute antwoorden weg.
Slide 19 - Slide
Woordstrategieën
Bekijk eerst of je de betekenis kunt raden door de andere woorden (in context)
Bekijk of het woord op een ander woord lijkt bijvoorbeeld uit een andere taal.
Hak het woord in stukjes? Komt een deel van het woord je bekend voor?