Opvoeding als transactioneel proces hoofdstuk 1 actoren betrokken bij de opvoeding

Opvoeding als transactioneel proces

 

Hoofdstuk 1: actoren betrokken bij de opvoeding
1 / 52
next
Slide 1: Slide
GedragswetenschappenSecundair onderwijs

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Opvoeding als transactioneel proces

 

Hoofdstuk 1: actoren betrokken bij de opvoeding

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat kan je na dit hoofdstuk?
  1. Je licht toe wat opvoeding als transactioneel proces inhoudt.
  2. Je geeft aan hoe de verschillende actoren een rol spelen binnen het transactioneel proces.
  3. Je past het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner op jouw eigen leven toe.
  4. Je analyseert opvoedingssituaties a.d.h.v. het pedagogisch model 'het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner'.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Opvoedingsdoelen
Opvoedingsdoelen hebben te maken met de mate waarin opvoeding bewust verloopt. Bewust iets willen bereiken met opvoeden noemen we het intentioneel karakter van opvoeden.

Iedere ouder kijkt anders tegen de opvoeding en ontwikkeling van kinderen aan en stelt andere doelen in de opvoeding (Bucx, 2011).





 

Slide 3 - Slide

  • Voorbeeld ouders met migratie achtergrond: het doel is eerder prestatiegerichte zijn omdat ze willen dat ze het beter doen dan de ouders. 
  • Voorbeeld historische ontwikkeling: Vroeger gehoorzamen, nu kritisch zijn, voor jezelf opkomen (denk aan jongensscholen en meisjesscholen - andere normen en waarden)
Opdracht Opvoedingsdoelen
Je krijgt een lijst met opvoedingsdoelen: 

  • Welke opvoedingsdoelen vind je belangrijk? Maak een top 3 
  • Noteer zelf een doel die jij belangrijk vindt.  
  • Vergelijk je antwoorden in groep (max. 4 leerlingen).  Valt er iets op? Merk je een verschil in opvoedingsdoelen naargelang jullie geslacht?
  • Vergelijk ook de documenten ingevuld door een ouder. Meld welk beroep de ouder heeft die het document ingevuld heeft. Valt er iets op?  Merk je een verschil tussen de gekozen opvoedingsdoelen van moeders en vaders?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Gezinsenquête 2016 Vlaanderen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Opvoedingsdoelen

Doelen van ouders hangen samen met hun maatschappelijke positie, historische ontwikkelingen en culturele achtergrond (dit gaan we later uitgebreider bespreken).   Uit onderzoek (Distelbrink, M., Geense, P., & Pels, T.) blijkt er ook een verschil te zijn in opvoedingsdoelen tussen vaders en moeders.



 

Slide 6 - Slide

  • Voorbeeld ouders met migratie achtergrond: het doel is eerder prestatiegerichte zijn omdat ze willen dat ze het beter doen dan de ouders. 
  • Voorbeeld historische ontwikkeling: Vroeger gehoorzamen, nu kritisch zijn, voor jezelf opkomen (denk aan jongensscholen en meisjesscholen - andere normen en waarden)
Gezinsenquête 2016 Vlaanderen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Opvoedingsdoelen
Onderscheid tussen individualistische en collectivistische culturen: 







Proximale interactie: het brengt mensen samen, veel fysiek contact (met iedereen) 
Distale interacties: meer afstand vb. baby’s apart in bed in aparte slaapkamer

Slide 8 - Slide

In de Westerse cultuur vinden mensen doelen als autonomie, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid belangrijk.

Gehoorzaamheid, conformisme en ijver vinden ze minder belangrijk (Rusland wel).

Opvoeders in het Westen willen dat hun kinderen zelfstandig kunnen leven in de maatschappij en kritisch zijn over de samenleving.
Opvoedingsdoelen
Het belang van opvoedingsdoelen is relatief
In de eerste plaats wordt het concreet gedrag van de opvoeder ook bepaald door kenmerken van de situatie en het gedrag van het kind. Toch kunnen we een patroon vaststellen in de manier waarop de ouder zich gedraagt in verschillende opvoedingssituaties. We spreken dan van een opvoedingsstijl. 

Daarnaast kunnen we ons ook de vraag stellen wat een ouder een kind zou moeten bieden, vertrekkende vanuit de ontwikkeling van het kind. 



Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Opvoedingsdoelen versus 'wat heeft een kind nodig'
Rekening houden met ontwikkelingsfasen en uitsluitingsmechanismen (= kwetsbare kinderen en ouders)

Bij iedere ontwikkelingsfase horen opvoedingsopgaven

Algemene indicatie: steeds rekening houden met individuele verschillen

Voorbeeld: 2 jarig kind versus opvoedingsdoel 'sociaal vaardig' zijn

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Opvoedingsstijlen
een patroon in de manier waarop de ouder zich gedraagt in verschillende opvoedingssituaties 

De opvoedingsstijl of stijlen die een ouder hanteert, zijn afhankelijk van de situatie, het kind en van de eigen opvoeding, opleiding, normen, waarden, cultuur en geloof

Er zijn verschillende modellen om te kijken naar opvoedingsstijlen. De meeste modellen zijn gebaseerd op werk van Diana Baumrind. Volgens haar is opvoeden een balans zoeken tussen 2 dimensies. Een balans tussen ouderlijke controle (autoriteit) en ouderlijke liefde (affectie). 
Opvoeden is met andere woorden zoeken naar een balans tussen liefde en controle, tussen zorg en sturen, tussen tegemoet komen naar de individualiteit van het kind en aan de eisen van de samenleving. 

Slide 11 - Slide

Voorbeeld eisen van de samenleving: besnijdenis bij meisjes
Opvoedingsstijlen

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Opdracht

Lees de casussen.  
Bij welk opvoedingsstijl sluiten ze aan?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Autoritaire 
opvoedingsstijl
Democratische
opvoedingsstijl
Laissez-faire
opvoedingsstijl
Verwaarlozende
opvoedingsstijl
Doen we het huiswerk voor of na het eten? Na het eten? Ok! We spreken het zo af. Maar je maakt dan het hele werkbladje af en dan pas ga je spelen.” Vader blijft bij kind aan tafel terwijl het huiswerk maakt.

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

Autoritaire 
opvoedingsstijl
Democratische
opvoedingsstijl
Laissez-faire
opvoedingsstijl
Verwaarlozende
opvoedingsstijl
Je doet je rekenwerk nu nog voor het avondeten. Als je het niet goed doet, geen dessertje. Je blijft hier aan tafel zitten tot ik terugkom.” Vader geeft vaak dit soort richtlijnen.

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Autoritaire 
opvoedingsstijl
Democratische
opvoedingsstijl
Laissez-faire
opvoedingsstijl
Verwaarlozende
opvoedingsstijl
Moeder gaat met kind aan de rekentaakjes zitten. Wanneer het niet lukt, wordt het kind meestal boos. Moeder laat dan met een zucht toe dat het kind wegloopt en de TV opzet.

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Autoritaire 
opvoedingsstijl
Democratische
opvoedingsstijl
Laissez-faire
opvoedingsstijl
Verwaarlozende
opvoedingsstijl
Vader bekijkt agenda van school niet. De rekenwerkjes blijven in de boekentas steken.

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Opvoedingsstijlen

De maatschappij waarin het gezin leeft en de tijdsgeest spelen belangrijk rol in de keuze van opvoedingsstijl vb. verschuiving van bevelshuishouden naar onderhandelingshuishouden.

Uit recent onderzoek blijkt dat het gedrag van de opvoeder contextafhankelijk is. Stress en vermoeidheid zijn bijvoorbeeld factoren die het gedrag van de opvoeder beïnvloeden. Het is dus niet zo evident om van een stabiele opvoedingsstijl te spreken.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Mensbeelden
Binnen de Westerse cultuur  zijn er verschillende meningen omtrent een goede opvoeding.  Iedere opvoeder heeft een eigen opvatting.  Dit hangt samen met het mensbeeld van de opvoeder.

Maar wat zijn mensbeelden?  
We maken de link met het vak filosofie en kijken naar het animatiefilmpje  'Plato en de parabel van de grot.'






Slide 19 - Slide

This item has no instructions

OPDRACHT
Kijk naar het animatiefilmpje 'Plato en de parabel van de grot' en beantwoord volgende vragen.


Wat zien de vastgeketende mensen?
Wat gebeurt er met de man die losgemaakt wordt?
 Wat vinden de medegevangenen van de verhalen van de losgemaakte man?
Wat zegt deze parabel over de overgebleven gevangenen?
 Welke levensopdracht geeft Plato ons mee in deze parabel?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

OPDRACHT
In de Griekse Oudheid leefde Socrates (469-399 voor Chr.). Hij stelde vragen over ethische onderwerpen en de maatschappij. Hij wilde met zijn vragen de onwetendheid verdrijven en iedereen aanzetten tot het ontwikkelen van een versterkt bewustzijn. Hij vond dat de bevolking van Athene zich te veel richtte op uiterlijkheden. Ze richten zich te veel op beelden, zoals we ons nu op beelden van televisie of internet, richten. Het echte leven is het geestelijke leven. Dat is bepalend voor de vraag of we gelukkig of ongelukkig zijn. De leiders van Athene waren niet blij met Socrates omdat hij vragen stelde bij de toen heersende polytheïstische religie. Bovendien kreeg hij het verwijt de jeugd op te zetten tegen de ouderen, omdat die kritische vragen begonnen te stellen. Socrates werd ter dood veroordeeld en moest de gifbeker drinken.
Plato was zijn belangrijkste leerling. Hij heeft een hele filosofie uitgewerkt. Plato wordt nu gezien als een van de grootste filosofen aller tijden.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Mensbeelden
Mensbeelden zijn een veronderstelling (stapje hoger dan je eerste indruk) over hoe mensen zijn, of over hoe ze zouden moeten zijn: 'Zo zijn die mensen niet', 'Dat doen jongeren nu eenmaal'

empirische deel (datgene wat men direct ervaart)  van het mensbeeld: hoe mensen zijn in de echte wereld

normatieve deel van het mensbeeld: hoe mensen moeten zijn in de ideale wereld

Link met verhaal Plato en parabel van de grot

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Mensbeelden

Mensbeelden spelen een rol in wetgeving en beleid. Beleid wordt gemaakt door en voor mensen. Bij het maken van beleid wordt ervan uitgegaan dat de burgers voor wie het beleid bedoeld is, zich op een bepaalde manier gedragen. Het is logisch dat daar bepaalde mensbeelden aan ten grondslag liggen.

Wanneer we mensen hebben “geclassificeerd” op basis van een bepaalde beschrijving, roept dat ook beelden en verwachtingen op over de keuzes die zij maken, of over hun gedrag. Tot op zekere hoogte is dit heel behulpzaam omdat het de wereld om ons heen structureert.

Maar er kan sprake zijn van discriminatie, wanneer we de wereld structureren en opdelen in groepen mensen of mensbeelden baseren op (uiterlijke) kenmerken die niet relevant zijn voor het beleid of zelfs onrechtmatig zijn.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

OPDRACHT (papierenversie)
Jullie krijgen een casus uit de praktijk.

Vraag 
Welke onderliggende mensbeelden spelen een rol, zowel aan de kant van burgers als aan de kant van de overheid?

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

OPDRACHT
Wat hier gebeurt, is meer dan een kwestie van eigen verantwoordelijkheid of een gebrek aan afstemming. Als we beter kijken, spelen onderliggende mensbeelden een rol, zowel aan de kant van burgers als aan de kant van de overheid. De overheid spreekt verwachtingen uit over hoe burgers hun leven willen en kunnen leiden en onder welke omstandigheden zij daar hulp of ondersteuning bij nodig hebben. Burgers hebben op hun beurt verwachtingen van de mate waarin zij op de overheid kunnen rekenen (De Swaan 1976; 1996).

In het leven van deze jonge man botsen meerdere mensbeelden:
  • de jeugdzorg en bijstand zijn meer gericht op het helpen of opvangen van de kwetsbare mens en ze zover krijgen om zelfredzaam te worden
  • de jonge man wordt juist als rationeel zelfredzame mens gezien die mondig is en onderbouwde keuzes kan maken wanneer hij een uitkering aanvraagt en op de wachtlijst komt voor een ggz-behandeling


Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Mensbeelden
We bekijken 3 mensbeelden volgens M. Vansteenkiste, B. Soenens en K. Brenning (Belgische pedagogen en docenten UGENT:

  1.  Een  kind wordt geboren als een vat vol driften en impulsen.  Het is de taak van de opvoeder om het kind in goede banen te leiden.  Zelfcontrole en een geweten verwerven zijn belangrijke opvoedingsdoelen.  Opvoeders kan je vergelijken met   brandweerlui.  Ze staan klaar om brandjes te blussen. 
  2. Ziet het pasgeboren kind als een onbeschreven blad.  Hun ontwikkeling kan nog alle kanten op. De opvoeders/volwassenen moeten het goede voorbeeld tonen en kinderen de juiste vaardigheden en kennis aanleren. Opvoeders doen er toe.  Door de juiste begeleiding kunnen kinderen zich ontwikkelen tot goede volwassenen.  Sluit aan bij de visie ' het pedagogisch optimisme'.  Opvoeders zijn net leerkrachten, die actief leerprocessen aanbieden.
  3. Beschouwt kinderen als van nature goede wezens. Opvoeders moeten niet zelf het pad bepalen dat een kind moet bewandelen, maar de opvoeder moet het kind stimuleren en de kans bieden om zichzelf te ontplooien.  Opvoeders zijn net als tuiniers.  Ze moeten de juiste zorg aanbieden om de groei te stimuleren.

Link met psychologische stromingen

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Welk mensbeeld/mensvisie herken je?

Deze vader reageert op een driftbui van zijn kind. 
Goede aanpak of onterecht? 



https://www.facebook.com/watch/?v=513194568050175&ref=sharing

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Link

This item has no instructions

Opdracht(papierenversie)
Jullie krijgen meningen van bepaalde deskundigen:
 
  1. Lees de meningen
  2. Wat vinden de deskundigen belangrijk in de opvoeding (opvoedingsdoelen)
  3. Bij welk mensbeeld sluiten ze aan?
  4. Welke mening spreekt jou het meest aan?  Motiveer je antwoord.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Transactioneel proces
Opvoeding is geen eenrichtingsverkeer van de opvoeder naar het kind toe.  We denken vaak dat een opvoeder een bepaalde aanpak  (mensbeeld-opvoedingsstijl) kiest en dat het kind de aanpak van de opvoeder ondergaat.

Maar in werkelijkheid is het niet zo eenvoudig.  Pedagogen noemen opvoeding een transactioneel proces.  Hiermee bedoelen ze dat opvoeding uit 'actie en reactie' bestaat.  Opvoeders handelen vanuit hun eigen overtuigingen, persoonlijkheid en ervaringen.  Het gedrag van de opvoeder lokt een reactie uit op het kind.  Die reactie verschilt naargelang de persoonlijkheid, leeftijd,  de ervaring... kortom de individuele eigenschappen van het kind.  De reactie van het kind beïnvloedt op haar beurt het toekomstig gedrag van de opvoeders.

Bij dat transactionele proces zijn er 3 actoren betrokken:
  1. De opvoeder met eigen persoonlijkheid, ervaringen en referentiekaders
  2. Het kind met eigen persoonlijkheidskenmerken, beperkingen,  talenten, ervaringen...
  3. De omgeving met sociale context, maar ook met culturele invloeden



 


Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Transactioneel proces

M.a.w. opvoeding kan worden gezien als een transactioneel proces, waarin opvoeders en kinderen elkaar wederzijds beïnvloeden in relatie met de specifieke omgeving van het kind. Zowel factoren in het kind, de opvoeders en de omgeving hebben invloed op dit proces.


Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Pedagogisch model


Het transactionele model van Bronfenbrenner

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Wie is Urie Bronfenbrenner?
Urie Bronfenbrenner (1917-2005) is een Amerikaanse psycholoog met roots in Rusland. Hij is
één van de grondleggers van de ontwikkelingspsychologie. Zijn belangrijkste bijdrage? Hij droeg bij tot het besef dat iemand ontwikkelt in een sociale context (en dus niet in een sociaal
vacuüm).

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Het transactionele model
In 1979 publiceerde de Amerikaanse psycholoog Urie Bronfenbrenner het boek: The ecology of human development, daarin gebruikt hij het transactioneel model om aan te tonen hoe de ontwikkeling van kinderen wordt beïnvloed door een aantal factoren die transactie hebben op de zich ontwikkelde persoon.


Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Het transactionele model

Hij omschrijft de omgeving van een adolescent als een soort ui, met verschillende lagen. Deze “ui” heeft 5 lagen, en elke laag heeft een verschillende invloed op de ontwikkeling van een adolescent. Hoe dichter de laag bij de adolescent staat, hoe meer directe invloed (proximale processen) die laag op de adolescent heeft. Hoe verder weg de laag bij de adolescent staat, hoe meer indirecte invloed die laag op de adolescent heeft. Indirecte invloed klinkt misschien alsof het minder invloed heeft op een adolescent, maar ook een factor die indirect invloed heeft kan enorm veel voor een adolescent bepalen (Van der Wal & de Wilde, 2017).

Slide 36 - Slide

Proximale processen zijn de directe interacties (kind-ouder, leerling-leerkracht, werknemer-collega...) tussen een individu en zijn omgeving die de ontwikkeling van het individu beïnvloeden. Deze processen zijn essentieel voor de ontwikkeling van het individu, omdat ze het individu in staat stellen om te leren, groeien en zich aan te passen aan zijn omgeving.
Het transactionele model

Volgens Bronfenbrenner zijn er factoren die de tansactie tussen mensen beïnvloeden:

  1. het individu met o.m. de genen, temperament en persoonlijkheid
  2. de omgeving: het gezin, de school en de gemeenschap
  3. de interactie tussen het individu en de omgeving

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Het transactionele model
Bronfenbrenner gaat ervan uit dat deze factoren elkaar voortdurend beïnvloeden.  Hij beschrijft de ontwikkeling van kinderen als een proces van voortdurende verandering.

Vooral de omgeving kan het gedrag van een individu beïnvloeden, maar ook het individu kan door zijn gedrag de omgeving beïnvloeden.

Tussen het individu en de omgeving gebeuren tansacties van culturele normen en waarden en wijzigende fysieke omstandigheden (vb. klimatologische veranderingen en periodes van hongersnood)
 

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Het transactionele model

Zijn theorie van menselijke ontwikkeling noemt men de ecologische systeemtheorie (bio-ecolgisch model).  

Deze theorie bekijkt de ontwikkeling als een complex systeem van relaties. De psychologische
ontwikkeling van een tiener bestudeer je dus niet door enkel naar die tiener te kijken, maar wel
door de omgeving mee in acht te nemen. Bronfenbrenner onderscheidde vijf systemen, waarbij
de systemen elkaar onderling beïnvloeden en het microsysteem de grootste invloed heeft op de
tiener.

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Het transactionele model
De vijf  niveaus (systemen) van omgevingsinvloeden die de ontwikkeling van het kind beïnvloeden:

  1.                                  1. Het chronosysteem of het tijdssysteem
  2. Het macrosysteem
  3. Het exosysteem
  4. Het mesosysteem
  5. Het microsysteem

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

OPDRACHT (papierenversie)

We starten met klassikale stellingen waarbij je je onderbouwde mening geeft.

De klas wordt in vijf groepjes verdeeld. Jullie verwerken de systeemtheorie in die vijf
groepjes. Dit doe je per systeem: lees de tekst, onderlijn de kern van de theorie, zet de
juiste klassikale stelling bij dit systeem en formuleer een eigen voorbeeld bij dit
systeem. 

 Nu legt elk groepje één systeem uit aan de volledige klas. 

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Niveau: Het tijds-/ chronosysteem
Het tijd/chronosysteem is de meest buitenste laag van het model. Dit betekent dat deze laag vooral indirect invloed heeft op de adolescent. Een adolescent die leeft in de 21e eeuw zal ongetwijfeld een compleet ander leven lijden dan een adolescent in de 17e eeuw. Denk hierbij aan sociale media. Naast de tijd waarin een adolescent geboren is speelt ook de tijd waarin bepaalde dingen in zijn leven gebeuren een grote rol. Wanneer de ouders van kind op vroege leeftijd komen te overlijden, zal dit een enorm effect hebben op het leven van de adolescent (Van der Wal & de Wilde, 2017).

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Niveau: Het macrosysteem
De een-na buitenste laag van het model is die van het macro–systeem. Het macro-systeem heeft veel te maken met de maatschappij en de cultuur waarin een adolescent opgroeit. Verschillende landen hebben heel verschillende culturen. Dit heeft veel effect op hoe een adolescent opgroeit en hoe hij in de maatschappij staat. Neem een meisje dat opgroeit in België en vergelijk deze situatie met die van een meisje dat opgroeit in Libië. Een meisje dat opgroeit met het politieke systeem van België zal totaal verschillende kansen hebben dan het meisje uit Libië. In België wordt zoveel mogelijk gestreefd naar gelijkheid voor iedereen. Hier zal een meisje dan ook naar school gaan en een baan kunnen krijgen zoals iedere andere burger.  

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Niveau: Het macrosysteem
In een conflictzone als Libië gaan meisjes vaak niet naar school en zullen als ze niet naar school gaan waarschijnlijk ook niet aan een baan komen. Ook worden vrouwen en mannen in Libië door de meesten niet als gelijken gezien en worden vrouwen vaak als minder beschouwd, om nog niet eens te beginnen over de talloze verkrachtingen en vrouwengeweld. Natuurlijk is dit niet zo in alle gevallen, maar de kans dat een meisje in Nederland haar talenten kan benutten is veel groter dan een meisje in Libië (Van der Wal & de Wilde, 2017).

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Niveau: Het exo-systeem
Het exo-systeem bestaat uit zaken waar de adolescent zelf totaal geen invloed op heeft, maar die wel veel directe invloed hebben op hem en zijn ontwikkeling. Neem als voorbeeld het beroep van de ouders van een adolescent. Bijvoorbeeld, een Amerikaanse jongen wiens vader piloot is zal waarschijnlijk een heel ander leven hebben dan een Amerikaanse jongen wiens vader schoonmaker is. Dit zorgt voor verschillen in rijkdom, en dus ook de opvoeding van het kind. De jongen wiens vader een piloot is zal misschien door zijn rijkdom wel meer kansen krijgen op een goede educatie, en dus ook een goede baan. De jongen wiens vader een schoonmaker is heeft misschien wel geen geld om zijn kind deze kansen te bieden. Een ander voorbeeld is een kind wiens ouders allebei werken en vaak van huis zijn. Dit kind zou erg eenzaam op kunnen groeien en hier later nog psychologische problemen van kunnen ervaren (Van der Wal & de Wilde, 2017).

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Niveau: Het Meso-systeem
De middelste laag, die van het meso–systeem, draait om hoe de directe en indirecte contacten van een adolescent contact met elkaar hebben. Bijvoorbeeld hoe de ouders en de leraren van een adolescent met elkaar omgaan. Als een leerling het niet goed doet op school, zal de docent waarschijnlijk contact opnemen met de ouders van de leerling. Een natuurlijke reactie van de ouders zou dan zijn dat zij problemen van de leerling bespreken met de docent en zorgen voor extra ondersteuning. Wanneer de relatie tussen ouders en docent niet goed is, zou het kunnen zijn dat de ouders weigeren de problemen van hun kind te bespreken en zal de leerling geen extra hulp krijgen. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat het kind zakt en in het uiterste geval misschien wel van school moet. Zo zie je dat kleine dingen zoals de relatie tussen directe en indirecte contacten toch een grote invloed kunnen hebben op een kind (Van der Wal & de Wilde, 2017).

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Niveau: Het micro-systeem
Het micro–syteem staat het dichtst bij de adolescent. Het micro-systeem wordt gevormd door de directe contacten die het meeste directe contact en invloed op de adolescent hebben. Dus bijvoorbeeld familie, vrienden, relaties, klasgenootjes, etc. De meeste kinderen nemen veel over van hun ouders en vrienden en zelfs volwassenen passen zich nog steeds aan naar de mensen waar ze het meest mee omgaan, dus dit heeft een enorme impact op hoe de adolescent zich ontwikkelt. Neem een kind dat opgroeit in een buurt waar veel van zijn leeftijdsgenootjes roken, drinken of drugs gebruiken. Als het kind zich aansluit bij zo’n groepje, zal hij door deze invloed een veel grotere kans hebben om deze dingen ook te gaan doen (Van der Wal & de Wilde, 2017).

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Slide 48 - Video

This item has no instructions

Creatieve opdracht (papierenversie)

Je past het bio-ecologisch model op jouw eigen leven toe
(15 punten).


Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Examenvraag

Lees de casus en geef aan hoe de verschillende actoren een rol spelen binnen het transactioneel proces a.d.h.v. het bio-ecologisch model.

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Bronnen
Distelbrink, M., Geense, P., & Pels, T. (2005). Diversiteit in vaderschap. Chinese, Creools- Surinaamse en Marokkaanse vaders in Nederland (pp. 11-41). Assen: Van Gorcum.

Pont,S. (2019, 28 mei). Welke van de vier opvoedingsstijlen werkt het beste?.Psychologiemagazine. Geraadpleegd op maandag 12 augustus 2024, van  https://www.psychologiemagazine.nl/artikel/welke-opvoedstijl-werkt-het-beste/

Sociaal en Cultureel Planbureau. Leermodule Mensbeelden bij beleid.
 Raad volksgezondheid en samenleving. Geraadpleegd op dinsdag 13 augustus 2024, van https://adviezen.raadrvs.nl/leermodule-mensbeelden-bij-beleid/1-wat-zijn-mensbeelden/

Kennisnet. Filosofen die de wereld veranderen. Tijdperken in de geschiedenis. Wikiwijs. Geraadpleegd op woensdag 14 augustus 2024, van https://maken.wikiwijs.nl/158412/Filosofen_die_de_wereld_veranderden___uitgebreide_versie

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Bronnen

Brenning,K., Soenens, B., Van Petegem, S., Vansteenkiste, M. (2015). Perceived maternal autonomy-support and early adolescent emotion regulation: a longitudinal study [publication 5815093]. UGent

Van Cleij, C. Het adolescentenportret. Ecologische systemen. Blog op Wordpress. Geraadpleegd op maandag 19 augustus 2024, van https://adolescentenportretdot.wordpress.com/tijdsystemen/

Berg, B. (2024, 22 februari).  Ecologische systeemtheorie van Urie Bronfenbrenner. Een meester in leren. Geraadpleegd op dinsdag 20 augustus, van https://eenmeesterinleren.nl/bronfenbrenner-ecologisch-model/

Slide 52 - Slide

This item has no instructions