oefentoets BS 1 t/m 4

1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Alle organismen herken je aan de 6 levenskenmerken. 
Sleep het levenskenmerk naar het juiste plaatje.
Voortplanten
Reageren
Uitscheiden
Voeden
Ademen
Groeien

Slide 2 - Drag question

Wat is GEEN levenskenmerk?
A
Ademhalen
B
Slapen
C
Groeien
D
Voortplanten

Slide 3 - Quiz

Waarvoor dient de kleine schroef van een microscoop?
A
Hiermee beweeg je de tafel omhoog en omlaag
B
Hiermee kun je nauwkeurig scherpstellen
C
Hiermee zet je het preparaat vast
D
Hiermee regel je de hoeveelheid licht

Slide 4 - Quiz

Sleep het juiste woord naar de plek op de microscoop
voet
grote schroef
diafragma
tafel
objectief
tubus

Slide 5 - Drag question

Is dit een voorbeeld van een levenskenmerk?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Welk onderdeel van de microscoop zie je op deze afbeelding?
A
Oculair
B
Diafragma
C
Statief
D
Revolver

Slide 7 - Quiz

Waarvoor zijn de objectieven van de microscoop?
A
beeld vergroten
B
hoeveelheid licht regelen
C
scherp beeld
D
stevigheid

Slide 8 - Quiz

Zweten is een voorbeeld van het levenskenmerk
A
uitscheiden
B
groeien
C
ademhalen
D
reageren op prikkels

Slide 9 - Quiz

Hoe heet het voorwerp wat je onder de microscoop gaat bekijken?
A
Het preparaat
B
Het dekglas
C
Het voorwerp glas
D
Een blad

Slide 10 - Quiz

Elk organisme heeft een levenscyclus
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Welk levenskenmerk zie je hier?
A
Stofwisseling
B
Uitscheiden
C
Ontwikkelen
D
Waarnemen

Slide 12 - Quiz

Ademhalingsstelsel
Verteringsstelsel
Bloedvatenstelsel
Zuurstof in het lichaam brengen
Stoffen naar alle organen brengen
Voedingsstoffen kleiner maken tot glucose

Slide 13 - Drag question

Wat is de functie van het 'diafragma' van de microscoop?
A
het preparaat vergroten
B
hoeveelheid licht te regelen
C
microscoop aan vastpakken
D
microscoop aan/uit zetten

Slide 14 - Quiz

Sleep de namen naar de juiste organen(verteringsstelsel)
Maag
Nieren
Lever
Dunne darm
Dikke darm

Slide 15 - Drag question

Welke cel heeft een celmembraan?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden

Slide 16 - Quiz

zet de onderdelen van groot naar klein 1 is het groots en 4 is het kleins
1
2
3
4
weefsels
organen
orgaanstelsels
cellen

Slide 17 - Drag question

Zet de woorden op de goede plek in de torso.
Borstholte
Buikholte
Middenrif

Slide 18 - Drag question

Welke cel onderdelen hebben plantaardige cellen en dierlijke cellen beide?
A
Alleen een celkern
B
celkern en cytoplasma
C
celkern, cytoplasma en celmembraan
D
celkern, cytoplasma, celmembraan, celwand

Slide 19 - Quiz

Een organisme met bladgroenkorrels is een
A
schimmel
B
bacterie
C
dier
D
plant

Slide 20 - Quiz

Als je een microscoop wil tillen, waar pak je de microscoop?
A
Bij de tubus
B
Bij het statief
C
Bij de tafel
D
Bij de revolver

Slide 21 - Quiz

Bij het scherpstellen van de microscoop maak ik altijd gebruik van de grote schroef
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Welke cel heeft een celwand?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden

Slide 23 - Quiz

Organisme

Organenstelsels
Organen
Weefsel
Cel

Slide 24 - Drag question

Hebben cellen van mensen andere kenmerken dan cellen van dieren?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quiz

In plantaardige cellen zitten allerlei korrels, goede voorbeelden hiervan zijn ..
A
bladgroenkorrels en voedingskorrels
B
voedingskorrels en kleurstofkorrels
C
kleurstofkorrels en zetmeelkorrels
D
voedingskorrels en bladgroenkorrels

Slide 26 - Quiz

Door welk gedeelte van de microscoop kijk je?
A
diafragma
B
objectief
C
oculair
D
revolver

Slide 27 - Quiz

wat voor cellen zijn dit?
A
plantaardige cellen
B
dierlijke cellen

Slide 28 - Quiz

Welke vorm zie je als dit door de microscoop bekijkt?
Sleep de letter     'd.'     naar de juiste vorm.
d.

Slide 29 - Drag question

Welke cel heeft een vacuole?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden

Slide 30 - Quiz


Alle organismen vertonen de zes levenskenmerken. 
Bij welke levenskenmerk hoort:

Je mouwen worden kort.
A
Ademen
B
Uitscheiden
C
Groeien
D
Voortplanten

Slide 31 - Quiz

Dit is een microscopische afbeelding van...
A
Plantaardige cellen
B
Dierlijke cellen
C
Bacteriën
D
Schimmelcellen

Slide 32 - Quiz

Organen
Weefsel
Orgaanstelsel
Organisme
Cellen

Slide 33 - Drag question

Wat is een organisme?
A
Een deel van een lichaam.
B
Iets dat leeft.
C
Een aantal organen die samenwerken

Slide 34 - Quiz