Verhoudingen

Nodig:
limonade
maatbeker
bekers
bakplaat, bakpapier
4 'bushaltes'
bloem, boter, suiker
camera op standaard
geprinte werkbladen
ingevuld op niveau
8 kommen om in te kneden
3 kommen om in te wegen
3 weegschalen
zout
1 / 16
next
Slide 1: Slide
RekenenBasisschoolGroep 8

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nodig:
limonade
maatbeker
bekers
bakplaat, bakpapier
4 'bushaltes'
bloem, boter, suiker
camera op standaard
geprinte werkbladen
ingevuld op niveau
8 kommen om in te kneden
3 kommen om in te wegen
3 weegschalen
zout

Slide 1 - Slide

Verhouding
Vandaag gaan we leren over verhoudingen.
Jullie hebben hier al een les over gehad.

Na deze les hebben jullie zelf gerekend met verhoudingen.

Slide 2 - Slide

Wat gaat er gebeuren?
1. We gaan praten over verhoudingen.
2. Daarna krijgen jullie een leuke opdracht.
3. Hier krijgen jullie 10 minuten voor.
4. Daarna gaan we opruimen.
5. Daarna gaan we napraten.
6. Dan gaat juf Joyce de klas uit met jullie werk.
7. Daarna krijgen jullie je werk weer terug...

Slide 3 - Slide

Even opwarmen
Op mijn fles staat: "1 deel siroop, 7 delen water"

De verhouding siroop : water is 1 : 7.

Hoe spreek je dit uit?

Slide 4 - Slide

Hoe pak ik dit aan?
De verhouding siroop : water is 1 : 7
Dan heb je 'perfecte' limonade.
Stel je voor:
Ik doe 10 cl siroop en 90 cl water. Wat proef je dan?
Hoe weet je dat?
Stel je voor: Ik doe 30 cl siroop en 50 cl water.
Wat proef je dan?

Slide 5 - Slide

Maar nu:
De verhouding siroop : water is gelijk aan 1 : 7
Ik wil 320 cl maken.
Hoeveel siroop  en hoeveel water heb ik nodig?

Het past niet in mijn kan, dus maak ik 4x een kan van 800 ml.
Hoeveel siroop en water heb ik dan nodig per kan?

Slide 6 - Slide

Hoe is de limonade?
Precies goed?
Wie zou de verhouding anders doen?
Hoe zou je de verhouding veranderen?
Waarom?

Slide 7 - Slide

Wat is een verhouding?
Je schrijft:
1 : 5
Je zegt:
1 staat tot 5
Bijvoorbeeld:
Elk kind heeft 2 schoenen.
De verhouding kind : schoen is 1 : 2
Je zegt: De verhouding kind staat tot schoen is 1 staat tot 2.

Slide 8 - Slide

Wisbordjes
Schrijf de verhouding op:

Elk paard heeft 4 benen.
De verhouding van paard : benen is ? : ? Schrijf de verhouding.
Als er 40 benen in de wei staan, hoeveel paarden zijn dat dan?
Schrijf dit eronder.


Slide 9 - Slide

Juf kijkt rond
Als het nodig is, komt er extra uitleg

Slide 10 - Slide

De opdracht
We gaan koekjes bakken!
Jullie werken in duo's en krijgen een werkblad.
De ingrediënten zijn suiker, boter en bloem.
De verhouding van
suiker : boter : bloem
is
3 : 4 : 6

Slide 11 - Slide

Hoe doen we dit?
1. Op je werkblad staat hoeveel je van 1 ingrediënt mag halen.
2. Reken uit hoeveel je van de andere ingrediënten nodig hebt.
3. Je laat het aan juf Joyce zien en weegt het af.
4. Je doet het bij elkaar in een bak en kneedt er deeg van.
5. Je legt bakpapier op je tafel en maakt allebei een koekje.
6. Als je koekje klaar is, leg je het op de bakplaat.
7. Klaar? Ruim op. Op je werkblad staat hoe.
timer
15:00

Slide 12 - Slide

Opruimen!
1. Koekje op de bakplaat
2. Bakpapier weggooien
3. Handen wassen.
4. Bakje omspoelen en inleveren.
5. Klaar zitten.

Slide 13 - Slide

Suiker
Boter
Bloem
Verhouding
3
4
6
Verhoudingstabel
Wat hebben jullie op je blad ingevuld?

Slide 14 - Slide

Nabespreken
1. Wie denkt dat zijn koekje zal lukken? Waarom wel of niet?
2. Is alles duidelijk uitgelegd?
3. Zou je vaker een les als deze willen hebben? Waarom wel of niet?
4. Heb je iets geleerd? Wat dan?
5. Heb je een tip of top voor mij?
6. Wil je nog iets anders zeggen over deze les?

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide