Present simple (3 vormen)

Unit 1 California
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Unit 1 California

Slide 1 - Slide

Leerlingen toevoegen aan LessonUp klas 
Wat gaan we doen vandaag
Lezen (10min.)
Recap present simple vs. present continuous
Online werken aan lesson 5

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lezen (10min.)

Slide 3 - Slide

Geen leesboek bij? Maak de opdrachten op blz. 28 en 29 van je werkboek.
Digitale leeromgeving All Right!
Hayat Özbek
Joëlla Paansa
Lina Ezzathi
Max Rombout
Reuben Verhagen

Slide 4 - Slide

Klascode 676617
Zelfstandig werken
Online werken aan de opdrachten van lesson 5 
opdr 1 tm 9

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Homework
Lesson 5: opdr. 10 en 11
Leren woordjes lesson 5 (study box)




Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Present simple
Bevestigende zinnen (+)
Ontkennende zinnen (-)
Vragen (?)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Bevestigende zinnen (+)
De present simple schrijf je meestal met het hele werkwoord. Alleen bij he/she/it schrijf je een -(e)s achter het hele werkwoord (shit-regel).

Woorden die eindigen op een sis-klank (ch, sh, s, z) krijgen -es.
I wash            ->              She washes

Woorden die eindigen op een medeklinker + y krijgen -ies.
You cry         ->                He cries

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Ontkennende zinnen (-)
Ontkenningen in de present simple maak je met don't / doesn't + hele werkwoord. Doesn't gebruik je bij he/she/it. Bij de best van de woorden (I/you/we/they) gebruik je don't.

Voorbeelden:
You don't walk to school.
Eva doesn't walk to school.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
(-) Mandy .............. to swim.
A
don't like
B
don't likes
C
doesn't like
D
doesn't likes

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Vragen (?)
Vragen in de present simple maak je met do / does + hele werkwoord. Does gebruik je bij he/she/it. Bij de rest van de woorden (I, you, we, they) gebruik je do.

Voorbeelden:
Do you walk to school?
Does Eva walk to school?

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
(?) ................ you want to go to the movies?
A
Do
B
Does

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Bijzondere werkwoorden ('to be')

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Bijzondere werkwoorden ('to have got')

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
(?) ........... you ........... coffee? (to want)

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
(-) The children ................. at the playground. (to be)

Slide 16 - Open question

This item has no instructions