Ontdek de verschillende soorten accommodaties!

Ontdek de verschillende soorten accommodaties!

Leerdoelen

Aan het einde van deze les weet je welke soorten accommodaties er zijn en kun je deze uitleggen met 3 voorbeelden per type. Daarnaast ga je aan de slag met 3 verschillende actieve werkvormen en beantwoord je 2 quizvragen over de theorie.

Start met het uitleggen van de leerdoelen en waarom dit belangrijk is om te weten.

Wat weet jij al over accommodaties?

Soorten accommodaties

1. Hotel 2. Bed & Breakfast 3. Appartement

Introduceer de verschillende soorten accommodaties en bespreek kort wat ze inhouden.

Hotel

Een hotel is een accommodatie waar je kunt overnachten en waar meestal ook andere faciliteiten aanwezig zijn, zoals een restaurant en een zwembad. Voorbeelden: Hilton, Marriott, Holiday Inn.

Beschrijf wat een hotel is en geef voorbeelden om het te verduidelijken.

Bed & Breakfast

Een Bed & Breakfast is een accommodatie waar je kunt overnachten en waar meestal ook ontbijt wordt geserveerd. Vaak zijn deze accommodaties kleinschaliger dan hotels en verblijf je bij de eigenaar thuis. Voorbeelden: B&B De Roos, B&B De Zeeuwse Kust, B&B Aan de Singelgracht.

Beschrijf wat een Bed & Breakfast is en geef voorbeelden om het te verduidelijken.

Appartement

Een appartement is een accommodatie waar je kunt overnachten en waar je vaak meer ruimte hebt dan in een hotelkamer. Je beschikt over een eigen keuken en vaak ook een woonkamer. Voorbeelden: Airbnb, Booking.com, Expedia.

Beschrijf wat een appartement is en geef voorbeelden om het te verduidelijken.

Actieve werkvorm 1: Woordweb

Maak in groepjes van 4 een woordweb van de verschillende soorten accommodaties en hun kenmerken.

Leg uit wat een woordweb is en hoe de studenten dit kunnen maken. Laat ze in groepjes van 4 werken.

Actieve werkvorm 2: Rollenspel

Speel in tweetallen een rollenspel waarbij de een een hotelmedewerker speelt en de ander een gast. Oefen situaties zoals inchecken, vragen over de faciliteiten en uitchecken.

Leg uit wat de bedoeling is van deze actieve werkvorm en hoe ze dit kunnen uitvoeren. Laat ze in tweetallen werken.

Actieve werkvorm 3: Quiz

Maak in tweetallen een quiz over de verschillende soorten accommodaties. Gebruik hiervoor Kahoot of een ander online quizprogramma.

Leg uit hoe de studenten een quiz kunnen maken en hoe ze dit kunnen presenteren aan de klas.

Quizvraag 1

Wat is een Bed & Breakfast?

Stel de eerste quizvraag en geef de studenten even de tijd om na te denken.

Quizvraag 2

Welke accommodatie heeft vaak een eigen keuken?

Stel de tweede quizvraag en geef de studenten even de tijd om na te denken.

Voorbeelden Hotel

1. Hilton 2. Marriott 3. Holiday Inn

Laat de studenten 3 voorbeelden van een hotel noemen en bespreek deze kort.

Voorbeelden Bed & Breakfast

1. B&B De Roos 2. B&B De Zeeuwse Kust 3. B&B Aan de Singelgracht

Laat de studenten 3 voorbeelden van een Bed & Breakfast noemen en bespreek deze kort.

Voorbeelden Appartement

1. Airbnb 2. Booking.com 3. Expedia

Laat de studenten 3 voorbeelden van een appartement noemen en bespreek deze kort.

Voordelen en nadelen

Beschrijf de voordelen en nadelen van de verschillende soorten accommodaties.

Beschrijf kort de voordelen en nadelen van de verschillende soorten accommodaties.

Voordelen en nadelen - Hotel

Voordelen: veel faciliteiten, goede service, vaak centraal gelegen. Nadelen: duurder dan andere accommodaties, minder persoonlijk.

Beschrijf de voordelen en nadelen van een hotel en bespreek deze kort.

Voordelen en nadelen - Bed & Breakfast

Voordelen: persoonlijk, kleinschalig, vaak goedkoper dan hotels. Nadelen: minder faciliteiten, minder privacy.

Beschrijf de voordelen en nadelen van een Bed & Breakfast en bespreek deze kort.

Voordelen en nadelen - Appartement

Voordelen: meer ruimte, eigen keuken, vaak goedkoper dan hotels. Nadelen: minder persoonlijk, minder service dan in hotels.

Beschrijf de voordelen en nadelen van een appartement en bespreek deze kort.

Huiswerkopdracht

Zoek een accommodatie van elk type op (hotel, Bed & Breakfast, appartement) en beschrijf de voor- en nadelen van deze accommodaties. Presenteer dit in de volgende les.

Geef de huiswerkopdracht en leg uit wat de bedoeling is.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.