H3 Feest Grammatica Onderwerp
1 / 17
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Wat is het onderwerp in onderstaande zin?
'Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.'
'Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.'
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin
Slide 3 - Quiz
Wat is het onderwerp van een zin? Het onderwerp van een zin...
A
... vertelt wat er in de zin gebeurt.
B
... vertelt wanneer iets in een zin gebeurt.
C
... vertelt wie/wat iets doet in de zin.
D
... vertelt waar de zin over gaat.
Slide 4 - Quiz
Wat is de persoonsvorm en het onderwerp?
Sleep naar de goede plek.
persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
Slide 5 - Drag question
Mijn vader
leest
de krant.
Onderwerp
Persoonsvorm
Slide 6 - Drag question
Waar denk je aan?
Persoonsvorm
Onderwerp
Wie of wat + persoonsvorm
Dit vind je met de vraagproef of tijdproef
Slide 7 - Drag question
Zoë en Stan slaan de boom met een stok
persoonsvorm
onderwerp
Slide 8 - Drag question
De lerares
geeft
een proefwerk.
persoonsvorm
onderwerp
Slide 9 - Drag question
Ik
heb
een boek
gekocht
persoonsvorm
onderwerp
Slide 10 - Drag question
Wat is de persoonsvorm en het onderwerp?
Sleep naar de goede plek.
persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
Slide 11 - Drag question
Jorrit
wil
morgen
een appeltaart
bakken.
persoonsvorm
onderwerp
Slide 12 - Drag question
Wat is de persoonsvorm en het onderwerp?
Sleep naar de goede plek.
persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
Slide 13 - Drag question
Wat is de persoonsvorm en het onderwerp?
Sleep naar de goede plek.
persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
Slide 14 - Drag question
die
wel.
Sleep de woorden uit de zin naar het juiste zinsdeel.
Onderwerp
persoonsvorm
Een frikandel
lust
ik
Slide 15 - Drag question
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
Zin:
De ober
heeft
de jas
gegeven.
Slide 16 - Drag question
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
persoonsvorm
Zin:
Morgen
ga
ik
naar de bioscoop
