Les 2: cijfers, lidwoorden


Nederlands



juf Hilde

Les 2
9-11-2023

1 / 53
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 53 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson


Nederlands



juf Hilde

Les 2
9-11-2023

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoe gaat het?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen?

Getallen
Luistertekst
Poster maken
Ren je rot

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Vragen stellen en voorstellen
1 Je gaat vragen stellen: maar welke? 
Je gaat aan drie andere leerlingen vragen stellen. Wat vraag je aan de leerlingen? Bedenk vier vragen en schrijf deze op.

Voorbeelden:
  • Hoe heet je?
  • Waar kom je vandaan?
  • Hoe oud ben je?
  • Waar woon je?
  • Heb je een broer of een zus?
  • Wat zijn je hobby’s?

Slide 4 - Slide

Werkblad DISK - THEMA 2 KENNISMAKEN
TAAK 3 - Vragen stellen en voorstellen
Vragen stellen en voorstellen

2 Stel vragen aan drie leerlingen.
Schrijf je vragen op je werkblad. Stel je vragen aan drie leerlingen en schrijf de antwoorden op.


Slide 5 - Slide

Taalportfolio Spreken/Gesprekken A1
Vragen stellen en voorstellen
3 Stel een leerling voor aan de klas.
Kies een van de leerlingen aan wie je vragen hebt gesteld. Stel hem of haar voor aan de klas.

Voorbeeldzinnen:
Dit is…
Hij/zij komt uit…
Hij/zij is … jaar.
Hij/zij woont in…
Hij/zij heeft…
Zijn/haar hobby’s zijn…

Slide 6 - Slide

Taalportfolio Spreken A1
Geld
leeftijd
Waar zie je getallen?

Slide 7 - Mind map

This item has no instructions

(er)voor

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

(er)na

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Ik noem een getal.


Een leerling komt bij het bord en schrijft het getal op.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Link

This item has no instructions

Slide 12 - Video

This item has no instructions

Getallen
Pak pen en papier.

Je ziet straks 14 woorden.
Je kijkt één minuut naar de woorden.
Je mag niet schrijven!

Probeer alle woorden te onthouden.
Na één minuut, gaat de slide weg.
Schrijf de woorden die je nog weet op!

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Getallen
                 Een                                  Zeven
                 Veertien                          Negen
                 Drie                                 Tien
                 Vier                                  Elf
                 Twaalf                              Vijf
                 Zes                                   Dertien
                 Acht           Nul                Twee

timer
1:00

Slide 14 - Slide

Woorden flitsen
Getallen

Welke woorden weet je nog?
Schrijf ze op!

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Getallen
We kennen nu de cijfers van nul tot vijftien.

15 = vijftien
16 = zestien
17 = zeventien
18 = achttien
19 = negentien

                                               

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Getallen
                        Twintig                                        Twenty
                        Dertig                                          Thirty 
                        Veertig                                         Forty
                        Vijftig                                           Fifty
                        Zestig                                          Sixty
                        Zeventig                                      Seventy
                        Tachtig                                         Eighty
                        Negentig                                      Ninety
                        Honderd                                       Hundred

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Getallen
Maar wat als we het cijfer 28 willen zeggen?

1. We starten met het tweede cijfer.
2. We voegen ''en'' tussen.
3. We noemen het voorste cijfer.

Hoe zeggen we ''28''?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Getallen
Maar wat als we het cijfer 28 willen zeggen?

1. We starten met het tweede cijfer.
2. We voegen ''en'' tussen.
3. We noemen het voorste cijfer.

Hoe zeggen we ''28''?                                Achtentwintig

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Getallen
We oefenen dit normaal op verschillende manieren.

Denk aan:
  • een bingo;
  • dobble spel;
  • of een dominospel.
                                                

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Luisteren getallen


track 6

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Bingo
  1. Schrijf 16 getallen op je kaart.
  2. Werk samen
  3. Welk team heeft de kaart 
        het eerste vol?


Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

 Nieuwe werkwoorden bij thema 1 de school 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

zitten
ik zit
jij zit - zit jij?
u zit
hij zit
zij zit
wij zitten
jullie zitten
zij zitten
pakken
ik pak
jij pakt - pak jij?
u pakt
hij pakt
zij pakt
wij pakken
jullie pakken
zij pakken

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

wijzen
ik wijs
jij wijst - wijs jij?
u wijst
hij wijst
zij wijst
wij wijzen
jullie wijzen
zij wijzen
lezen
ik lees
jij leest - lees jij?
u leest
hij leest
zij leest
wij lezen
jullie lezen
zij lezen

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

schrijven
ik schrijf
jij schrijft - schrijf jij?
u schrijft
hij schrijft
zij schrijft
wij schrijven
jullie schrijven
zij schrijven

kijken
ik kijk
jij kijkt - kijk jij?
u kijkt
hij kijkt
zij kijkt
wij kijken
jullie kijken
zij kijken

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Staan
ik sta 
jij staat - sta jij?
u staat
hij staat
zij staat
wij staan
jullie staan
zij staan
praten
ik praat
jij praat- praat jij?
u praat
hij praat
zij praat
wij praten
jullie praten
zij praten

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

leren
ik leer
jij leert - leer jij?
u leert
jij leert
zij leert
wij leren
jullie leren
zij leren
liggen
ik lig
jij ligt - lig jij?
u ligt
hij ligt
zij ligt
wij liggen
jullie liggen
zij liggen

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

doen
ik doe
jij doet - doe jij?
u doet
jij doet
zij doet
wij doen
jullie doen
zij doen
zeggen
ik zeg
jij zegt - zeg jij?
u zegt
hij zegt
zij zegt
wij zeggen
jullie zeggen
zij zeggen

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

komen
ik kom
jij komt - kom jij?
u komt
jij komt
zij komt
wij komen
jullie komen
zij komen
tekenen
ik teken
jij tekent - teken jij?
u tekent
hij tekent
zij tekent
wij tekenen
jullie tekenen
zij tekenen

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

komen
  • naar een plaats toegaan
  • ergens vandaan komen
  • komen en gaan
  • werkwoord
  • zin: Kom even bij de docent
  • zin:  Oke, ik kom er aan!
  • zin: Zij komt uit Marokko

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

hebben
ik heb
jij hebt - heb jij?
u heeft - heeft u?
hij heeft
zij heeft
wij hebben
jullie hebben
zij hebben
zijn
ik ben
jij bent - ben jij?
u bent - bent u?
hij is
zij is
wij zijn
jullie zijn 
zij zijn

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

1. Getallen van 0 t/m 20
0 nul
1 een               11 elf
2 twee            12 twaalf
3 drie              13 dertien
4 vier               14 veertien
5 vijf                 15 vijftien
6 zes                16 zestien
7 zeven           17 zeventien
8 acht              18 achttien
9 negen          19 negentien
10 tien             20 twintig
2. Nieuwe werkwoorden 
bij thema 1 de school 
zitten           pakken
wijzen           lezen
kijken            schrijven
staan             leren
praten           liggen
doen              zeggen
komen           tekenen
hebben          zijn

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Hebben jullie nog vragen?

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Video

This item has no instructions

Ik ben..................

Ik ben .......... jaar oud.
Ik woon in..........................
Ik kom uit..........................

Wie ben jij?

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

  • Mijn naam is...
  • Ik woon in...
  • Ik ben geboren in...
  • Ik ben ..... jaar.
  • Mijn favoriete eten..


  • De leukste film is...
  • De leukste sport is..
  • Mijn familie....

timer
10:00

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Opdracht: Wie ben jij?
Je maakt een poster. 
De poster gaat over jezelf. 
Versier de poster met tekeningen.



Dit moet er op de poster staan:

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Maak een poster over jezelf!

  • Op de poster staat je naam, geboorteland, leeftijd, familie, favoriete eten, hobby's, sport.
  • Versier de poster met mooie tekeningen.



Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Ren je rot
j
JA
NEE

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Ik ben een jongen

Slide 42 - Slide

Spelletje 'Ren je rot' kinderen moeten bij het voor hun goede antwoord gaan staan.
Rood-nee
Oranje-beetje
Groen-ja

Vragen eerst in het Nederlands stellen, als dat niet genoeg is dan vertalen in het Engels.
Ik houd van pizza

Slide 43 - Slide

Spelletje 'Ren je rot' kinderen moeten bij het voor hun goede antwoord gaan staan.
Rood-nee
Oranje-beetje
Groen-ja

Vragen eerst in het Nederlands stellen, als dat niet genoeg is dan vertalen in het Engels.
Ik begrijp al veel Nederlands

Slide 44 - Slide

Spelletje 'Ren je rot' kinderen moeten bij het voor hun goede antwoord gaan staan.
Rood-nee
Oranje-beetje
Groen-ja

Vragen eerst in het Nederlands stellen, als dat niet genoeg is dan vertalen in het Engels.
Ik spreek al veel Nederlands

Slide 45 - Slide

Spelletje 'Ren je rot' kinderen moeten bij het voor hun goede antwoord gaan staan.
Rood-nee
Oranje-beetje
Groen-ja

Vragen eerst in het Nederlands stellen, als dat niet genoeg is dan vertalen in het Engels.
Ik heb een zus of zusje

Slide 46 - Slide

Spelletje 'Ren je rot' kinderen moeten bij het voor hun goede antwoord gaan staan.
Rood-nee
Oranje-beetje
Groen-ja

Vragen eerst in het Nederlands stellen, als dat niet genoeg is dan vertalen in het Engels.
Ik heb een broer/broertje

Slide 47 - Slide

Spelletje 'Ren je rot' kinderen moeten bij het voor hun goede antwoord gaan staan.
Rood-nee
Oranje-beetje
Groen-ja

Vragen eerst in het Nederlands stellen, als dat niet genoeg is dan vertalen in het Engels.
Ik heb een huisdier

Slide 48 - Slide

Spelletje 'Ren je rot' kinderen moeten bij het voor hun goede antwoord gaan staan.
Rood-nee
Oranje-beetje
Groen-ja

Vragen eerst in het Nederlands stellen, als dat niet genoeg is dan vertalen in het Engels.

Slide 49 - Slide

Welke kleuren weten de kinderen nog?

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Slide 51 - Link

This item has no instructions

Slide 52 - Link

This item has no instructions

Tot morgen!

Slide 53 - Slide

This item has no instructions