1.4 deel 2

1.4 Schrijven (deel 2)
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1.4 Schrijven (deel 2)

Slide 1 - Slide

Denkvierkant

Slide 2 - Slide

Planning
  • Lesdoelen
  • Even herhalen... 

  • Uitleg
  • Opdrachten maken
  • Lesdoelen check

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les weet je...
  • hoe je een e-mail schrijft
  • hoe je informeel en formeel schrijft

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat staat er NIET in een zakelijke e-mail?
A
Slot: Met vriendelijke groet,
B
een e-mailadres
C
Hallo meneer/mevrouw,
D
het onderwerp

Slide 6 - Quiz

Welk leesteken zet je na de aanhef?

Slide 7 - Open question

Zakelijke mail

Slide 8 - Mind map

Slide 9 - Slide

Slepen maar!
Lieve allemaal,
Ik hoor graag van u.
Formeel
Informeel

Slide 10 - Drag question

Aantekeningen 1.4
Als je een berichtje stuurt aan een vriend(in) of je ouders, gebruik je informele taal: je schrijft je en jij. Je schrijft vaak zoals je spreekt.

Zakelijke e-mails: Daar gebruik je officiële taal, formeel taalgebruik. Let dan op de volgende punten:
• spreek de ander aan met u;
• gebruik nette woorden;
• schrijf in hele zinnen;
• gebruik niet te veel spreektaal.

Slide 11 - Slide

Maken

Opdracht 4, 5 en 6
timer
10:00

Slide 12 - Slide

Lesdoelen check

Slide 13 - Slide

Formele zin

Slide 14 - Mind map

Informele zin

Slide 15 - Mind map

Formeel schrijf je naar...
A
vrienden
B
bedrijven/docenten

Slide 16 - Quiz

Informeel schrijf je naar...
A
vrienden
B
bedrijven/docenten

Slide 17 - Quiz

Huiswerk?
Spullen opruimen.

Slide 18 - Slide

1.4 Schrijven (deel 3)

Slide 19 - Slide

Planning
  • Lesdoelen
  • Even herhalen... 
  • Opdrachten maken
  • Lesdoelen check

Slide 20 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les weet je...
  • hoe je een e-mail schrijft
  • hoe je informeel en formeel schrijft

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Welk woord hoort bij 'formeel'?
A
Zakelijk
B
Persoonlijk

Slide 23 - Quiz

Formeel schrijf je naar...
A
vrienden
B
bedrijven/docenten

Slide 24 - Quiz

Informeel schrijf je naar...
A
vrienden
B
bedrijven/docenten

Slide 25 - Quiz

Groetjes,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 26 - Quiz

Aantekeningen 1.4
Als je een berichtje stuurt aan een vriend(in) of je ouders, gebruik je informele taal: je schrijft je en jij. Je schrijft vaak zoals je spreekt.

Zakelijke e-mails: Daar gebruik je officiële taal, formeel taalgebruik. Let dan op de volgende punten:
• spreek de ander aan met u;
• gebruik nette woorden;
• schrijf in hele zinnen;
• gebruik niet te veel spreektaal.

Slide 27 - Slide

Maken 1.4

Afmaken: opdracht 4, 5 en 6

Maken schrijftaak: opdracht 7, 8 en 9

Slide 28 - Slide