Ik weet wat een hoge- en een lagedrukgebied zijn en of de luchtdruk erbinnen hoger of lager is dan erbuiten.
Ik kan uitleggen wat de windrichting, windsnelheid en windkracht zijn.
Ik kan uitleggen hoe wind ontstaat.
Ik kan uitleggen waarom wind een afkoelend effect heeft.
Ik kan uitleggen waarom lucht een warmte-isolator is.
Ik kan beschrijven wat het verschil is tussen de echte temperatuur en de gevoelstemperatuur en uitleggen waarom deze verschillend kunnen zijn.
Slide 2 - Slide
Luchtdruk
Luchtdruk meet je met een barometer.
Verschilt van plaats tot plaats.
1013hPa = 1013 mbar
Slide 3 - Slide
Isobaren
Dit zijn lijnen met gelijke luchtdruk.
Tussen elke isobaar zit een verschil van 5 mbar (= 5hPa)
Hoe dichter de isobaren bij elkaar, hoe slechter het weer en hoe meer wind.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Weer en luchtdruk
Hogedrukgebied: rustig en zonnig, zomer's kans op mist
Lagedrukgebied: wisselvallig weer, met veel wind en neerslag
Slide 6 - Slide
Wind
- windrichting
- windsnelheid in km/h of meter/s
- windkracht (zie boek pag. 121)
<<< weerbericht
Slide 7 - Slide
Windrichting
Windrichting - Richting waar de wind vandaan komt (wordt bepaald met windvaan)
Je kunt de windsnelheid meten
met een windsnelheidsmeter.
Slide 8 - Slide
Windkracht
Als je tegen de wind in moet fietsen, voel je de windkracht. Windkracht wordt gebruikt bij zeilen en surfen. Ook windmolens maken gebruik van windkracht. Door de kracht van harde wind kunnen zelfs grote bomen omwaaien.
Slide 9 - Slide
Lucht isoleert (laat moeilijk warmte door)
'Gevoelstemperatuur'= echte temperatuur - effect van de wind
Slide 10 - Slide
Gevoelstemperatuur
In de wind voelt het kouder omdat je huid sneller afkoelt.