This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 85 min
Items in this lesson
3.6 Uitsterven en nieuwe soorten
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoelen
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
voorbeelden noemen van soorten die zijn uitgestorven.
uitleggen hoe soorten massaal konden uitsterven.
benoemen dat door massaal uitsterven van soorten weer nieuwe soorten kunnen ontstaan.
voorbeelden noemen van micro-evolutie die nu plaatsvindt.
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Hoe ziet deze les er uit
Uitleg: 3.6 Uitsterven en nieuwe soorten
Zelfstandig werken:
Herhalingsquiz:
Slide 3 - Slide
This item has no instructions
Kansen voor nieuwe soorten
Je ziet vaker in de media dat diersoorten bedreigd worden met uitsterven, zoals de orang-oetan (zie afbeelding De orang-oetan, de witte haai en de tijger zijn bedreigde diersoorten).
In Nederland zijn de gladde slang, de korenwolf en de vuursalamander voorbeelden van bedreigde diersoorten (zie afbeelding De gladde slang, de korenwolf en de vuursalamander zijn bedreigde diersoorten in Nederland).
Slide 4 - Slide
Je ziet vaker in de media dat diersoorten bedreigd worden met uitsterven, zoals de orang-oetan (zie afbeelding De orang-oetan, de witte haai en de tijger zijn bedreigde diersoorten).
In Nederland zijn de gladde slang, de korenwolf en de vuursalamander voorbeelden van bedreigde diersoorten (zie afbeelding De gladde slang, de korenwolf en de vuursalamander zijn bedreigde diersoorten in Nederland).
Ook in het verleden zijn er soorten organismen uitgestorven. Als er soorten uitsterven, krijgen nieuwe soorten de kans om zich te ontwikkelen. Hoe werkt dat?
Soorten sterven uit
blz. 194
Slide 5 - Slide
In de geschiedenis van de aarde zijn er minstens vijf perioden geweest waarin diersoorten massaal zijn uitgestorven (zie afbeelding Perioden van massaal uitsterven). De oorzaken daarvan zijn meestal niet goed bekend. Tijdens de derde massa-uitsterving (aan het einde van het paleozoïcum) verdween waarschijnlijk 95% van de soorten, waaronder alle trilobieten en een grote groep stekelhuidigen.
Sommige wetenschappers denken dat de zesde massa-uitsterving nu aan de gang is. Daarvan is de mens de oorzaak, bijvoorbeeld door illegale jacht of doordat de mens leefgebieden vernietigt of vervuilt.
Het einde van de dinosauriërs
Een meteorietinslag zorgde ongeveer 66 miljoen jaar geleden voor een massa-uitsterving. Vrijwel alle grotere dieren stierven uit.
Dat er zo veel dieren uitstierven kwam niet door de meteorietinslag zelf, maar door de gevolgen van de inslag.
Giganotosaurus, Mosasaurus en Pterodactylus
Slide 6 - Slide
In het mesozoïcum overheersten op het land de dinosauriërs (zie afbeelding Giganotosaurus, Mosasaurus en Pterodactylus). Veel dinosauriërs waren enorm groot, zoals de vleeseter Giganotosaurus. Er bestonden ook veel kleine soorten, sommige zo klein als een kip. In de zeeën leefden ook grote andere dieren, bijvoorbeeld de Mosasaurus. In de lucht vlogen naast vogels ook de vliegende reptielen, zoals de Pterodactylus. De zoogdieren waren voornamelijk kleine nachtdieren: ze gingen 's nachts op zoek naar voedsel.
gevolgen meteorietinslag
tsunami’s
grote bosbranden
gebrek aan zonlicht
temperatuur op aarde daalde
Slide 7 - Slide
Een meteorietinslag zorgde ongeveer 66 miljoen jaar geleden voor een massa-uitsterving (zie afbeelding Door een meteorietinslag stierven de grote dieren uit). Vrijwel alle grotere dieren stierven uit.
Dat er zo veel dieren uitstierven kwam niet door de meteorietinslag zelf, maar door de gevolgen van de inslag.
De inslag zorgde voor een hevige schokgolf. Wereldwijde zware aardbevingen zorgden voor tsunami’s die de meeste kustgebieden verwoestten. Vele dieren spoelden weg en er verdween veel leefgebied.
Door de hitte van de inslag ontstonden grote bosbranden. Dieren verbrandden.
De atmosfeer vulde zich met stof en as. Het zonlicht kon daar niet meer doorheen dringen en het werd overal donker. Hierdoor gingen de meeste planten dood. Er ontstond een groot voedseltekort, waardoor veel overlevers van de meteorietinslag alsnog stierven.
De temperatuur op aarde daalde als gevolg van de verduistering. Hierdoor ontstond een wereldwijde klimaatverandering. Veel dieren konden zich daar niet aan aanpassen.
Sommige wetenschappers zien vulkaanuitbarstingen als de oorzaak voor de massa-uitsterving van dinosauriërs. Uit onderzoek blijkt dat er aan het einde van het mesozoïcum veel verschillende vulkanen zijn uitgebarsten. Ook deze vulkaanuitbarstingen zorgden voor veel stof en as in de atmosfeer, waardoor zonlicht de aarde niet goed meer kon bereiken (zie afbeelding Vulkaanuitbarstingen zorgden voor verduistering en klimaatverandering). Het had uiteindelijk dezelfde gevolgen als de meteorietinslag.
Nieuwe kansen
meteoriet
...
ijstijd
....
warme periode
Wolharige neushoorn
Wolharige mammoet
Slide 8 - Slide
Na het verdwijnen van de grote dinosauriërs volgde een herstelperiode. Langzaam kwam het leven op aarde weer op gang. De kleinere reptielen overleefden de ramp. Er kwamen steeds meer soorten zaadplanten bij, doordat de aarde vruchtbaarder was geworden. De enorme dinosauriërs en andere grote dieren waren uitgestorven. Hierdoor was meer voedsel en leefruimte beschikbaar voor zoogdieren en vogels. Zo konden zij evolueren tot veel grotere en zwaardere soorten.
In de ijstijd, die 2,5 miljoen jaar geleden begon, stierven opnieuw veel soorten uit. In korte tijd werd het overal op aarde veel kouder. Grote delen van het land werden bedekt met ijs. De overgebleven soorten zoogdieren pasten zich aan en evolueerden. Hoe kouder het werd, hoe groter en hariger de soorten werden. Ze verloren hierdoor minder warmte via de huid en konden daardoor beter tegen de kou.
Na de ijstijd was er weer een warmere periode. Hierdoor kwam er opnieuw een uitstervingsgolf. Organismen die juist aan de kou waren aangepast stierven uit. Voorbeelden zijn de wolharige neushoorn (zie afbeelding Wolharige neushoorn), de wolharige mammoet (zie afbeelding Wolharige mammoet) en het reuzenhert. Er waren ook soorten die naar koudere leefgebieden trokken, richting de poolgebieden. Bijvoorbeeld walvis- en beersoorten.
Slide 9 - Video
This item has no instructions
Evolutie om je heen
Als de aanpassing blijft bestaan binnen een populatie, noem je dit micro-evolutie. Dit kunnen ook kleine veranderingen in de soort zijn.
“STEDEN ZIJN EXTREME LEEFOMGEVINGEN; DE TEMPERATUUR IS VERHOOGD, ER IS VERVUILING EN LAWAAI, ER IS KUNSTMATIG LICHT EN VRIJWEL ALLES IS GEMAAKT UIT ONDOORDRINGBARE MATERIALEN”
Slide 10 - Slide
IEvolutie om je heen
Een aanpassing leidt niet altijd tot een nieuwe soort. Als de aanpassing blijft bestaan binnen een populatie, noem je dit micro-evolutie. Micro-evolutie komt vaak voor in grote steden. De leefomstandigheden zijn daar soms extreem voor planten- en diersoorten. Denk aan luchtvervuiling, harde verkeersgeluiden en grote temperatuurverschillen. Om te overleven moeten soorten zich daaraan aanpassen.
2 Soorten
Micro evolutie:
de resultaten van het evolutieproces over kortere tijdschalen en op kleine veranderingen (allel verandering) Het veranderen van de soorten op aarde.
Macro evolutie:
Het ontstaan van de aarde en het ontstaan van nieuwe levensvormen.
Grootschalige evolutie: het ontstaan van nieuwe klassen
Slide 11 - Slide
This item has no instructions
Voorbeeld Micro-evolutie
De veranderingen in de pigmentatie van de berkenspanner Biston betularia (een nachtvlinder). Zij rusten op berken en veranderden van wit-met-zwarte-spikkels naar zwart, en daarna weer terug. Dat kleurtype kreeg al snel de overhand, tot er bijna geen lichte berkenspanners meer over waren.
Slide 12 - Slide
This item has no instructions
Ontstaan nieuwe soorten
In elke omgeving voeren organismen een dagelijkse strijd om te overleven:
‘struggle for life’ (§1). De omgeving oefent een selectiedruk uit op de overlevingskansen van individuen, bijvoorbeeld door een jarenlange grote droogte in een ecosysteem.
Individuen met eigenschappen die gunstig zijn bij die selectiedruk, hebben betere kansen in de strijd om het bestaan: ‘survival of the fittest’ (§1). De ‘fittest’ zijn de individuen in een populatie die het best zijn aangepast aan de selectiedruk, ze krijgen de meeste nakomelingen.