Workshop B1 - In zicht - thema 4 - zinsstructuur bij vragen

Doel
  • Ik kan open en gesloten vragen maken.
  • Ik kan bij een tekst open vragen bedenken.
  • Ik kan open en gesloten vragen bij een luisterfragment beantwoorden. 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1-4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 75 min

Items in this lesson

Doel
  • Ik kan open en gesloten vragen maken.
  • Ik kan bij een tekst open vragen bedenken.
  • Ik kan open en gesloten vragen bij een luisterfragment beantwoorden. 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Zinsstructuur bij vragen
Bij vraagzinnen gebruiken we inversie (werkwoord - onderwerp)
Vergelijk de volgende zinnen:

Bevestigende zinnen (zonder inversie)
Vraagzinnen (met inversie)
Hij werkt in een supermarkt.
Waar werkt hij?
Ze gaan in juli op vakantie.
Wanneer gaan ze op vakantie?
Peter heeft vandaag vrij.
Heeft Peter vandaag vrij?
De les begint om 9.00 uur.
Begint de les om 9.00 uur?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Open en gesloten vragen
  • Open vragen beginnen met een vraagwoord: wie, wat, waar, wanneer, waarom, welk(e) en hoe.

  • Gesloten vragen beginnen met het werkwoord. Dit noemen we ja/nee-vragen (het antwoord kan 'ja' of 'nee' zijn.

  • Bij alle vragen gebruiken we inversie.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeldzinnen
Open vragen
Gesloten vragen
Wie wordt de nieuwe president?
Zijn zij getrouwd?
Wat ga je vanavond eten?
Hebben jullie  kinderen?
Waar zullen we gaan lunchen?
Vind je Nederlands moeilijk?
Wanneer gaan ze verhuizen?
Ga je  vaak uit eten?
Waarom wil je een nieuwe auto kopen?
Spreekt hij Frans?
Welk boek lees je nu?
Koop je vaak nieuwe kleren?
Hoe heet je vriendin?
Kook jij altijd of kookt je vriend?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Oefenen met vraagzinnen
  • Je gaat nu drie oefeningen maken:
    1. Je gaat vraagzinnen schrijven. 
    2. Je gaat vraagzinnen bij een leestekst bedenken.
    3. Je gaat vragen bij een luisterfragment beantwoorden.

  • Maak de oefeningen op papier. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Oefening 1
Schrijf voor een collega, een huisgenoot en een buurman twee open en twee gesloten vragen.
timer
20:00

Slide 6 - Slide

In zicht, thema 4, oefening 19 (blz. 133)
Oefening 2
Lees de tekst.
Bedenk vragen over de tekst.
Maak met elk vraagwoord een vraag.
Werk in tweetallen. Stel elkaar de vragen en geef antwoord.
timer
20:00

Slide 7 - Slide

In zicht, thema 4, oefening 20 (blz. 134)
Oefening 3
Je gaat luisteren naar een interview met de drie prinsessen en de koning op Koningsdag in 2016. 
Beantwoord de vragen.

Slide 8 - Slide

In zicht, thema 4, oefening 21 (blz. 134)
1. Wat vindt prinses Ariane het allerleukste van de Koningsdag?

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

2. Hoe reageert Alexia?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Heeft koning WA zich goed op het slechte weer voorbereid?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Is prinses Amalia ook blij met het zonnetje?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat vindt prinses Amalia het leukst van de Koningsdag?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Terugkijken


  • Ik heb open en gesloten vragen gemaakt.
  • Ik heb bij een tekst open vragen bedacht en de vragen beantwoord.
  • Ik heb de open en gesloten vragen bij een luisterfragment goed beantwoord. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions