wk 7 Grammatica WS VZ/ Mixopdrachten

Welkom
  • Leg klaar:
  • Boek Nieuw Nederlands
  • Laptop



1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom
  • Leg klaar:
  • Boek Nieuw Nederlands
  • Laptop



Slide 1 - Slide

Planning

  • week 7: Grammatica WS
  • week 8: voorjaarsvakantie
  • week 9: Toets Grammatica ZD en WS
  • woensdag 26 februari
  •  Open-dag woe. 26 februari

Slide 2 - Slide

Lesplanning
1. Instructie Grammatica WS: voorzetsel
2. Zelf aan het werk.
3. Titel van je leesboek!




Slide 3 - Slide

Doelen
  • Je kunt de werkwoorden in de zin herkennen.
  • Je kunt de lidwoorden en zelfstandige naamwoorden herkennen.
  • Je kunt het bijvoeglijk naamwoorden herkennen
  • Je kunt voorzetsel herkennen

Slide 4 - Slide

Grammatica WS
  • Alle woorden in een zin kun je benoemen:
  • Werkwoorden, lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel.

  • Volgende week heb je vakantie.
  • Woordsoorten?

Slide 5 - Slide

Lesdoel
  • Je kunt het werkwoord herkennen in een zin.
  • Je kunt een lidwoord herkennen in een zin
  • Je kunt het zelfstandig naamwoord herkennen in een zin.
  • Je kunt het bijvoeglijk naamwoord herkennen in een zin.
  • Je kunt het voorzetsel herkennen in een zin.

Slide 6 - Slide

Zinsdelen - Woordsoorten
  • Wij hebben bijna een voorjaars vakantie!

  • Wij / hebben / bijna/ een voorjaars vakantie!

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Slide 9 - Link

Aan het werk 
BK: Cursus 5 Grammatica, par. 5 Mixopdrachten WS
KT: Cursus 5 Grammatica, par.7 het voorzetsel en par. 8 Mixopdrachten WS
TH: Cursus 5 Grammatica, par. 7 het voorzetsel en par. 9 Mixopdrachten WS
Bij een score < 80% laat je de opdracht nogmaals openzetten en maak je deze opnieuw!

Slide 10 - Slide

Werkwoorden
  • Een werkwoord (ww) zegt wat iets of iemand DOET of overkomt.
  • Doe-woorden

  • Werkwoorden komen in verschillende vormen voor:
  • Kijken--> Ik heb gisteren naar Ajax-PSV gekeken.
  • Lachen --> Het circuspubliek lacht om de clown.
  • Krijgen --> De artiesten krijgen een luid applaus.
  • Vallen --> De appels vielen niet ver van de boom.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Je kunt de pincode beter niet op je bankpas schrijven.
Benoem de werkwoorden in de zin.
A
Kunt
B
Kunt en schrijven
C
Schrijven en bankpas
D
Pincode, kunt en je

Slide 13 - Quiz

Jan legde het boek op de bovenste plank van de kast.
Benoem de werkwoorden.
A
Legde
B
Legde en plank
C
Plank en Jan
D
Legde en bovenste

Slide 14 - Quiz

Wij hebben de hele zomer aardbeien uit onze eigen tuin gegeten.
Benoem de zelfstandige naamwoord(en).
A
Hebben, aardbeien, tuin
B
zomer, aardbeien
C
Wij, zomer, tuin
D
zomer, aardbeien, tuin

Slide 15 - Quiz

De Nachtwacht is het bekendste schilderij in het Rijksmuseum.
Benoem de zelfstandige naamwoord(en).
A
Bekendste, schilderij
B
Nachtwacht. schilderij, Rijksmuseum
C
schilderij,Rijksmuseum
D
Nachtwacht, Rijksmuseum

Slide 16 - Quiz

Het gebruik komt uit Amerika. Benoem de werkwoord(en).
A
Gebruik
B
Komt en gebruik
C
Amerika en gebruik
D
Komt

Slide 17 - Quiz

Malou wacht op haar vriendin in de fietsenstalling.

Benoem het werkwoord en de zelfstandige naamwoorden.
A
Malou, wacht, vriendin, fietsenstalling
B
Malou, vriendin, de
C
Wacht, haar, vriendin
D
Fietsenstalling, in, haar

Slide 18 - Quiz

Het voorzetsel
- Wat is een voorzetsel?
- Hoe vind je een voorzetsel?
- Wie bedenkt de meeste voorzetsels?

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

VOORZETSELS
  • Een voorzetsel geeft vaak plaats, tijd of reden/oorzaak aan.
  • Kastwoord
  • Scheidbare werkwoorden -> geen voorzetsel.
  • Een voorzetsel achter het zelfstandig naamwoord.


Slide 21 - Slide

Werkwoorden met vaste voorzetsels
Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel (vz) bij zich: twijfelen aan, rekenen op, verlangen naar. Je zegt niet hopen bij of hopen met, want hopen op is een vaste combinatie. Bij werkwoorden met zo’n vast voorzetsel kun je het voorzetsel niet vervangen door een ander voorzetsel.

Kaja is toegelaten tot de toneelschool in Amsterdam.

Slide 22 - Slide

Een vast voorzetsel is een voorzetsel gecombineerd met een...
A
Zelfstandig naamwoord
B
Werkwoord

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Video

een plaats
een tijd
een richting
een middel
een doel
tot
na
over
op
bij
in
te
naar
langs
in
met
om

Slide 25 - Slide

Draai de spinner en maak een zin met het voorzetsel dat wordt getoond.

Slide 26 - Slide


Welk voorzetsel ontbreekt?
Hij woont ... de kerk

A
in
B
op
C
over
D
naast

Slide 27 - Quiz


Welk voorzetsel ontbreekt?
De auto rijdt ... de straat

A
onder
B
binnen
C
door
D
tegen

Slide 28 - Quiz


Wat is het voorzetsel in de volgende zin:
De trein uit Amsterdam komt om vier uur aan.
A
uit
B
aan
C
uit, om
D
om, aan

Slide 29 - Quiz

We kijken samen naar voetbal op de televisie
Sleep het vinkje naar het voorzetsel

Slide 30 - Drag question

[...1...] de stad is een gracht. 
Je moet [...2...] de brug om aan de andere kant te komen. 
[...3...] de brug slapen wel eens mensen die geen huis hebben. Vooral [...4...] de zomermaanden. 
Vaak zijn dat toeristen [...2...] andere landen.
Sleep de voorzetsels naar de 
juiste plek in het verhaal.
rond
in
uit
onder
voor
over
bij
na
op
om

Slide 31 - Drag question

Kom je na de vakantie bij mij eten?
Benoem het/de voorzetsel(s)
A
na
B
bij
C
na, bij
D
mij

Slide 32 - Quiz

Wat zijn voorzetsels?
A
de, het, een
B
in, voor, achter
C
raam, deur, wand
D
voorlezen, voorspellen, voorzeggen

Slide 33 - Quiz

Aan het werk 
BK: Cursus 5 Grammatica, par. 5 Mixopdrachten WS
KT: Cursus 5 Grammatica, par.7 het voorzetsel en par. 8 Mixopdrachten WS
TH: Cursus 5 Grammatica, par. 7 het voorzetsel en par. 9 Mixopdrachten WS
Bij een score < 80% laat je de opdracht nogmaals openzetten en maak je deze opnieuw!

Slide 34 - Slide