Woordenschat les 1

Woordenschat les 1
4V
Paragraaf 2
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordenschat les 1
4V
Paragraaf 2

Slide 1 - Slide

Deze les:
  1. Een uitgebreide woordenschat: wat heb je eraan?
  2.  Hoeveel woorden van een tekst moet je kennen voor tekstbegrip?
  3. Start Griekse en Latijnse woorden en uitdrukkingen
  4. Quizje
  5. Oefenen (online)

Slide 2 - Slide

Kennis > hoge leesvaardigheid
Woordkennis is voor tekstbegrip heel belangrijk.

Hoeveel procent van de woorden van een tekst moet je kennen om de tekst te begrijpen?   
                                                             

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Waarom doen we dit?
Woordkennis is voor tekstbegrip heel belangrijk.

Hoeveel procent van de woorden van een tekst moet je kennen om de tekst te begrijpen?   
                                                              90%

Slide 9 - Slide

Woordraadstrategieën
Wat te doen als je een onbekend woord tegenkomt in een leestekst.

- Kijk naar de context (tekstdeel rondom het woord)
- Kijk naar een woorddeel

Slide 10 - Slide

Een moeilijk woord! Wat nu?
De betekenis van moeilijke en onbekende woorden kun je vaak uit de tekst afleiden door een woordraadstrategie toe te passen.

  • Je herkent een synoniem van het woord.
  • Er wordt een omschrijving of definitie van het woord gegeven.
  • Het woord wordt uitgelegd met een voorbeeld.
  • Tegenstelling: er staat een woord met een tegenovergestelde betekenis in de tekst.
  • Je kent een deel van het woord.
  • Je herkent het woord uit een andere taal.
  • Een afbeelding kan je helpen.

Slide 11 - Slide

Invloed van Latijn en Grieks
Woord(delen) / voorvoegsels / uitdrukkingen

Slide 12 - Slide

Invloed van Latijn en Grieks
Woord(delen) / voorvoegsels / uitdrukkingen
Pak je laptop en ga naar de online planning 'woordenschat Griekse en Latijnse woorden les 1' en open het eerste onderdeel. Je ziet een groen schema met woorddelen en hun betekenis.

Slide 13 - Slide

Oefening: gebruik het schema om de betekenis van de verschillende woorddelen te achterhalen. Schrijf de vijf betekenissen even op papier.
(Klaar? Bedenk een ander woord met elk van de woorddelen.)
  1. Onze rechtstaat is gestoeld op democratische grondbeginselen.
  2. De sterrenkundige tuurde als klein jongetje al vanaf zijn zolderkamer door een telescoop naar de sterren.
  3.  Vroeger publiceerden veel vrouwelijke schrijvers onder een pseudoniem.
  4. De bouw van de toren van Babel is een bekend megalomaan project uit de Bijbelse geschiedenis.
  5. Er kwam een anoniem telefoontje binnen bij de meldkamer.

Slide 14 - Slide

Bibliomanie is een angst voor boeken.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Een autobiografie is wanneer iemand het levensverhaal van een ander vertelt.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Een xenofobie is een angst voor vreemdelingen.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

Monosyllabische woorden hebben meerdere lettergrepen.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

postkoloniale kunst komt uit de periode ná het kolonialisme.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Woordenschat: §2 Latijnse en Griekse woorden, woorddelen en uitdrukkingen
  • Woorden / Woorddelen                      (fysiotherapie)
  • Voorvoegsels                                     (asymmetrisch, prehistorie)
  • Uitdrukkingen                                     (in optima forma)
Nu aan de slag:
1. maak de planning verder af 
2. klaar? Ga in de methode naar cursus 8 §2 en klik op trainen. Ga oefenen met trainer 1. Eind van de les een miniquiz.

Slide 20 - Slide

Woordenschat: §2 Latijnse en Griekse woorden, woorddelen en uitdrukkingen
  • Woorden / Woorddelen                      (fysiotherapie)
  • Voorvoegsels                                     (asymmetrisch, prehistorie)
  • Uitdrukkingen                                     (in optima forma)
Nu aan de slag:
1. maak de planning verder af (opdr. 3-6)
2. klaar? Ga in de methode naar cursus 8 §2 en klik op trainen. Ga oefenen met trainer 1. Eind van de les een miniquiz.

Slide 21 - Slide