Le verbe avoir

Le verbe avoir

Het werkwoord hebben

herhaling

p.  55
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Le verbe avoir

Het werkwoord hebben

herhaling

p.  55

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Ik heb
Zij heeft
Jij hebt
Wij hebben
Hij heeft
Zij hebben (m)
Wij hebben, men heeft
Jullie hebben
Zij hebben (v)
J'ai 
Elle a 
Tu as 
Nous avons
Il a 
Ils ont 
On a 
Vous avez
Elles ont 

Slide 3 - Drag question

Le verbe avoir
Om te vragen hoe oud je bent, gebruik je in het Frans het werkwoord avoir

Tu as quel âge?                   Hoe oud ben je? 
J'ai treize ans.                     Ik ben dertien jaar.                   

Slide 4 - Slide

_______ (ik heb) une soeur.
A
Tu as
B
Je ai
C
J'ai
D
Il a

Slide 5 - Quiz

________ (hij heeft) aussi une soeur.
A
J'ai
B
Il a
C
Elle a
D
Nous avons

Slide 6 - Quiz

________ (jullie hebben) deux oncles.
A
Vous avez
B
Nous avons
C
J'ai
D
Elles ont

Slide 7 - Quiz

________ (zij heeft) un chat et un chien.
A
On a
B
Tu as
C
Il a
D
Elle a

Slide 8 - Quiz

______ (zij hebben, m.) deux chats.
A
Ils ont
B
Il a
C
Tu as
D
On a

Slide 9 - Quiz

Léa ___ une soeur.
A
a
B
as
C
avez
D
avons

Slide 10 - Quiz

Mehment et Lucas ___ des frères.
A
a
B
as
C
avons
D
ont

Slide 11 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in.
J'___ deux chiens.

Slide 12 - Open question

Vul de juiste vorm van avoir in.
Nous ___ une tente.

Slide 13 - Open question

Gaat dit lukken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Le verbe avoir
Vragen?

Slide 15 - Slide