H2B 28-2 Lijdend voorwerp

Leesboek
Pak je leesboek en begin met lezen.
Welkom!
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Leesboek
Pak je leesboek en begin met lezen.
Welkom!

Slide 1 - Slide

timer
15:00
15 minuten in stilte zelfstandig lezen.

Slide 2 - Slide

Boekrapport voor vrijdag 3 maart via Teams opdrachten inleveren, anders punten aftrek.

De vragen van het boekrapport verwerk je in een verslag van minimaal 800 woorden. 
Het cijfer telt 2x mee.
Jouw mening en de inhoud van het verslag zijn het belangrijkste. 
Bewaar ook een kopie voor jezelf in je map.
Denk aan netheid, spelling en interpunctie, hierop word je ook beoordeeld.

Slide 3 - Slide

Vragen?

Slide 4 - Slide

In week 10 (dinsdag 7 maart of vrijdag 10 maart)
proefwerk hoofdstuk 3.

Slide 5 - Slide

Proefwerk gaat over:


 'Lezen' hoofdstuk 3.
Voorbereiding:
-leer de theorie van het onderdeel 'Lezen' van hfstk 1 en 2 en 3 en De Brug (achterin het boek);
-bekijk het instructiefilmpjes van 'Lezen' van hfstk 1 en 2 en 3;
-neem de opgaven nog eens door.
De toets duurt 50 minuten. Wees op tijd in de les.

Slide 6 - Slide

Vragen?

Slide 7 - Slide

Ga naar Lesson-Up en doe mee met je eigen naam.
Laptop 

Slide 8 - Slide

Lijdend voorwerp
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Jij kan het lijdend voorwerp in deze zin vinden.

A
jij
B
het lijdend voorwerp
C
in deze zin
D
kan vinden

Slide 9 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp:
Ik zet mijn fiets in de schuur.
A
ik
B
mijn fiets
C
in de schuur
D
zet

Slide 10 - Quiz

Het lijdend voorwerp is altijd
A
actief
B
niet actief

Slide 11 - Quiz

Een naamwoordelijk gezegde heeft altijd een lijdend voorwerp.
A
ja, altijd
B
nee, nooit
C
nee, soms

Slide 12 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Ik eet een koekje.
A
Ik
B
een koekje

Slide 13 - Quiz

lijdend voorwerp
A
zinsdelen
B
woordsoorten

Slide 14 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Mijn broer heeft zijn huiswerk niet gemaakt.
A
mijn broer
B
heeft
C
zijn huiswerk
D
heeft gemaakt

Slide 15 - Quiz

Het lijdend voorwerp
wie/wat + wwg + onderwerp = lijdend voorwerp. 
Let op! Niet iedere zin heeft een lijdend voorwerp!
Wie of wat
+
wwg
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=

Slide 16 - Slide

Het nakijken 
Wij gaan klassikaal nakijken, verbeter je antwoord.
Het huiswerk was: 
  • Hoofdstuk 3 Onderdeel Taalverzorging Grammatica blz. 84 de startopdracht en opdracht 1 en 2.
    In je schrift of online. Let op bij online minimaal 70% goed voor een voldoende.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Zelf aan de slag met de vervolgopdrachten

Maak eerst de opdrachten voor Nederlands, die gaan we vandaag nakijken en daarna flexen.

Slide 21 - Slide

Werken aan opdrachten
Lees
De opdrachten goed.
Maak
Hoofdstuk 3 Onderdeel Grammatica blz. 84 opdr. 3, 4 en 5
Hoe
In je eigen schrift voor Nederlands, je mag fluisterend overleggen met je schoudermaatje en vragen stellen aan je docent.
Tijd
15 minuten
Klaar?
Laat je schrift zien aan de docent en zoek op de laptop naar voorbeeldzinnen met  een lijdend voorwerp. Daarna flexen.
Huiswerk
Bovenstaande opdrachten.
timer
15:00

Slide 22 - Slide

Het nakijken 
Wij gaan klassikaal nakijken, verbeter je antwoord.

  • Hoofdstuk 3 Onderdeel Taalverzorging Grammatica blz. 84 opdracht 3,4 en 5.
    In je schrift of online. Let op bij online minimaal 70% goed voor een voldoende.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Ga naar Lesson-Up en doe mee met je eigen naam.
Laptop 

Slide 27 - Slide

Heb je 70% goed van de gemaakte opdrachten over het lijdend voorwerp?

Slide 28 - Open question

ik kan het gezegde en het lijdend voorwerp vinden in zinnen.

😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll




Huiswerk



Hoofdstuk 3 Onderdeel Grammatica blz. 84 opdr. 3, 4 en 5

Slide 30 - Slide