Blok 6 | week 1 | les 2

• Spelling
• Basisschool
• Groep 5

Blok 6 | week 1 | les 2

Doelen:

- Leren herkennen van de voltooide tijd.

- Leren schrijven van het dictee zonder de categoriekaart.

Even opfrissen

Er komen vijf opdrachten om de regels op te frissen.

Luchtwoord

Zingwoord

Joch

Tachtig

Spring

Langzaam

Wachten

Gedicht

Krachtig

Bangerik

Jongen

Engel

komma-s-meervoud

Type de categorieën in de juiste volgorde met een - ertussen, geen spatie dus 1-2-3
warmbloedig

Type de categorieën in de juiste volgorde met een - ertussen, geen spatie dus 1-2-3
het gewrichtje

Type de categorieën in de juiste volgorde met een - ertussen, geen spatie dus 1-2-3
's avonds

Wat hebben jullie de vorige les geleerd?

1. Persoonsvorm
2. Verleden tijd
3. Voltooide tijd
4. Tegenwoordige tijd

Wat is de voltooide tijd?

Aan welke werkwoorden hoor je dat het de voltooide tijd is in deze zin:
Ik ben op vakantie geweest.
(antwoord met - ertussen, geen spatie)

Aan welke werkwoorden hoor je dat het de voltooide tijd is in deze zin:
We zijn naar Frankrijk gegaan.
(antwoord met - ertussen, geen spatie)

Dictee

Luister naar het woord en typ.
(zonder categorieën)

Typ het woord nog een keer goed:
het reuzenrad

Luister naar het woord en typ.
(zonder categorieën)

Typ het woord nog een keer goed:
de zweefmolen

Luister naar het woord en typ.
(zonder categorieën)

Typ het woord nog een keer goed:
de burcht

Luister naar het woord en typ.
(zonder categorieën)

Typ het woord nog een keer goed:
de zilvermeeuwen

Luister naar het woord en typ.
(zonder categorieën)

Typ het woord nog een keer goed:
zij cirkelen

Luister naar het woord en typ.
(zonder categorieën)

Typ het woord nog een keer goed:
de salto's

Luister naar de zin en typ.
(zonder categorieën)

Typ de zin nog een keer goed:
De botsauto kwam maar traag in beweging.

Wat is het onderwerp in deze zin?
De botsauto kwam maar traag in beweging.

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
De botsauto kwam maar traag in beweging.

Welke zin staat in de voltooide tijd?

1. Ik heb daar vrienden gemaakt.
2. Wij eten pizza vanavond.
3. Heb jij het ook zo koud?
4. Spelling is geweldig!

Hoe vond je het zelf gaan?

1. Het gaat steeds beter.
2. Vind het nog lastig.
3. Het gaat al goed.
4. Ik snap het nog niet.